ECLI:NL:RBZWB:2021:1588
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor kunstenaarsbenodigdheden op basis van de Participatiewet
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die sinds 1992 een bijstandsuitkering ontvangt, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiser had op 11 januari 2019 bijzondere bijstand aangevraagd voor kunstenaarsbenodigdheden, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen. Het college stelde dat de kosten voor kunstenaarsbenodigdheden tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat deze kosten kunnen worden gedekt door het inkomen op bijstandsniveau. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond.
Tijdens de zitting op 22 februari 2021 heeft de rechtbank de zaak besproken. Eiser voerde aan dat hij onder gelijke omstandigheden in het verleden wel bijzondere bijstand had ontvangen en dat de criteria niet waren gewijzigd. Hij benadrukte dat zijn kunstuitoefening essentieel is voor zijn welzijn en dat hij door zijn medische situatie extra kosten maakt. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden die hem recht zouden geven op bijzondere bijstand. De rechtbank concludeerde dat de kosten voor kunstenaarsbenodigdheden niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen, omdat deze kosten uit de algemene bijstand moeten worden voldaan.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.