ECLI:NL:CRVB:2020:3463
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuiskosten en woninginrichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die sinds 14 oktober 2013 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de eerste maand huur, administratiekosten en woninginrichting na haar verhuizing op 20 december 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van noodzakelijke kosten die voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de kosten wel degelijk voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, maar de Raad heeft geoordeeld dat appellante had kunnen voorzien dat zij op een zeker moment het ouderlijk huis zou verlaten en dat zij hiervoor kosten zou moeten maken. De Raad heeft vastgesteld dat appellante sinds februari 2014 als woningzoekende was ingeschreven en dat zij voldoende tijd had om te reserveren voor de kosten van de verhuizing.
De Raad heeft ook de stelling van appellante dat zij om medische redenen niet langer bij haar ouders kon blijven wonen, verworpen. De door appellante overgelegde informatie van haar psychiater bood onvoldoende steun voor haar claim dat een noodgedwongen verhuizing noodzakelijk was. De Raad concludeert dat er geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.