ECLI:NL:RBZWB:2021:1359

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5961
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor bankstel op basis van de Participatiewet

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor de kosten van een bankstel, welke aanvraag door het college was afgewezen. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken. Eiseres had op 22 januari 2020 een aanvraag ingediend, maar het college heeft deze aanvraag op 12 februari 2020 afgewezen, en het bezwaar daartegen op 17 maart 2020 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 4 maart 2021 zijn partijen niet verschenen. De rechtbank heeft de aanvraag beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving en jurisprudentie. De rechtbank concludeert dat de kosten voor vervanging van het bankstel niet noodzakelijk zijn, omdat het college heeft vastgesteld dat het bankstel nog functioneel is en niet volledig kapot. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat de gebreken aan het bankstel een acute noodzaak voor vervanging met zich meebrachten. De rechtbank heeft het standpunt van het college gevolgd en geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht was.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiseres werd geadviseerd om, indien nodig, een nieuwe aanvraag in te dienen met een medische onderbouwing van haar situatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5961 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], wonende te [plaatsnaam], eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(college), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 12 februari 2020 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor een bank afgewezen.
In een besluit van 17 maart 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit tijdig beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 4 maart 2021. Partijen zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres heeft op 22 januari 2020 een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor de kosten van een bankstel ingediend bij het college. Hierbij heeft zij een brief van ING van 2 december 2019 overgelegd, waarin is aangegeven dat de schade aan haar bank niet wordt vergoed vanuit haar ING Inboedelverzekering, en een offerte van [naam meubelwinkel] van 18 januari 2020 voor een nieuwe tweezitsbank. Het college heeft naar aanleiding van de aanvraag een huisbezoek afgelegd op 11 februari 2020 om de noodzaak van de vervanging van de bank te kunnen beoordelen.
2.
Geschil
In geschil is of het college terecht de aanvraag om bijzondere bijstand heeft afgewezen.
3.
Beroepsgronden
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat haar aanvraag ten onrechte is afgewezen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de aanvraag zag op scheuren (het kapot zijn) van haar bankstel, niet op doorzakken. De scheuren zijn niet klein en zitten op de voorkant, zijkant en het zitvlak. Uit de foto’s blijkt dat de bank meer dan ‘iets versleten’ is. Dat de bank nog functioneel is, wil niet zeggen dat er geen sprake is van slijtage, gebreken of een kapotte bank, want de bank zou ook functioneel zijn bij doorzakken. Eiseres vindt het verwarrend dat in de besluiten staat dat het wenselijk is het bankstel te vervangen, maar niet noodzakelijk. Tot slot stelt eiseres dat de gebreken aan haar bankstel inmiddels zijn verslechterd en dat dit haar gezondheid niet ten goede komt. Door huisstofmijtallergie en astma/COPD kan eiseres geen gestoffeerde bank nemen. Bovendien kunnen bij een gestoffeerde bank ook na verloop van tijd gebreken ontstaan en is het voorstel van het college voor het gebruik van een kleed op de bank geen optie, omdat dit glad is en dus gevaarlijk voor haar knieartrose.
4.
Wettelijk kader
Artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt dat de alleenstaande recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
5.
Beoordeling
5.1.
In geval van een aanvraag om bijstand loopt de door de bestuursrechter te beoordelen periode in beginsel vanaf de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen tot en met de datum van het besluit op aanvraag. Dit betekent dat in dit geval de te beoordelen periode loopt van 22 januari 2020 tot en met 12 februari 2020.
5.2.
Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige openheid van zaken te geven. Vervolgens is het aan de bijstandverlenende instantie om in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de aanvrager niet aan de inlichtingenverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 31 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:831).
5.3.
Volgens vaste rechtspraak dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet eerst te worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft de bijstandverlenende instantie een zekere beoordelingsruimte (zie de uitspraak van de CRvB van 12 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:106).
5.4.
Niet in geschil is dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd zich voordoen, aangezien er schade aan het bankstel is in de vorm van scheurtjes. Partijen zijn echter verdeeld over het antwoord op de vraag of de kosten van vervanging van het bankstel in het geval van eiseres noodzakelijk zijn.
5.5.
Het college heeft aangevoerd dat het beleid voert dat bij kosten voor woninginrichting pas sprake is van noodzakelijke kosten als meubels (volledig) kapot zijn en dat deze rechtbank eerder heeft geoordeeld dat dit beleid aan besluiten ten grondslag mag worden gelegd (zie de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 januari 2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:149). Tijdens het huisbezoek aan de woning van eiseres heeft het college vastgesteld dat het kunstleer van het bankstel iets versleten is, maar dat het bankstel functioneel in orde is en niet doorgezakt. In bezwaar is kennisgenomen van de door eiseres verstrekte foto’s van het bankstel, die digitaal in goede kwaliteit en in kleur beschikbaar waren. Gebruikssporen zijn normaal bij kunstleer. Het bankstel is niet (volledig) kapot en eiseres heeft niet met objectieve gegevens of anderszins aannemelijk gemaakt dat een acute of dringende noodzaak bestond tot het aanschaffen van een nieuw bankstel.
5.6.
De rechtbank acht het standpunt van het college dat de bank van eiseres ten tijde in geding niet zodanig versleten was dat een nieuwe bank noodzakelijk was, voldoende onderbouwd en steekhoudend. Daarbij overweegt de rechtbank dat er een huisbezoek is afgelegd waarbij de situatie is beoordeeld en dat in de bezwaarfase ook kennis is genomen van de door eiseres overgelegde foto’s. De rechtbank volgt het standpunt van het college dat de bank niet (volledig) kapot is en nog gebruikt kan worden. Het besluit is genomen met inachtneming van het daaromtrent geldende beleid, dat de rechtbank niet onredelijk acht. Ook ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het college in dit geval van dit beleid had moeten afwijken.
De medische redenen die eiseres heeft aangevoerd ter onderbouwing van de noodzaak tot het aanschaffen van een nieuwe bank, heeft zij niet onderbouwd met objectief en verifieerbaar bewijs. Eiseres heeft geen verklaring van een arts overgelegd. Ook het standpunt dat haar gezondheidsklachten zouden verslechteren door de scheuren in het bankstel en zij geen kleed op het bankstel kan leggen vanwege de gladheid die dat oplevert, heeft eiseres niet (medisch) onderbouwd. Het college heeft op goede gronden het verzoek om bijzondere bijstand afgewezen op de grondslag dat het niet om noodzakelijke kosten gaat. Gelet hierop zal het beroep van eiseres zal ongegrond worden verklaard.
5.7.
De overige beroepsgronden van eiseres leiden niet tot een ander oordeel.
5.8.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eiseres, nu zij stelt dat er sprake is van een verergering van de slijtage van haar bankstel sinds haar aanvraag, zou kunnen overwegen een nieuwe aanvraag om bijzondere bijstand in te dienen met een medische onderbouwing van haar gezondheidssituatie en van de noodzakelijkheid van de kosten.
6. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 19 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.