In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor de kosten van een bankstel, welke aanvraag door het college was afgewezen. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken. Eiseres had op 22 januari 2020 een aanvraag ingediend, maar het college heeft deze aanvraag op 12 februari 2020 afgewezen, en het bezwaar daartegen op 17 maart 2020 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 4 maart 2021 zijn partijen niet verschenen. De rechtbank heeft de aanvraag beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving en jurisprudentie. De rechtbank concludeert dat de kosten voor vervanging van het bankstel niet noodzakelijk zijn, omdat het college heeft vastgesteld dat het bankstel nog functioneel is en niet volledig kapot. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat de gebreken aan het bankstel een acute noodzaak voor vervanging met zich meebrachten. De rechtbank heeft het standpunt van het college gevolgd en geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht was.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiseres werd geadviseerd om, indien nodig, een nieuwe aanvraag in te dienen met een medische onderbouwing van haar situatie.