In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam BV] B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Eiseres, een vrachtvervoerbedrijf dat zich bezighoudt met het vervoer van dierlijke meststoffen, heeft een bestuurlijke boete opgelegd gekregen op grond van de Meststoffenwet. Het primaire besluit van de minister, dat op 12 april 2019 werd genomen, legde een boete op van € 16.000 voor verschillende overtredingen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister verklaarde het bezwaar ongegrond in het bestreden besluit van 13 september 2019.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 16 maart 2020 behandeld, waarbij de minister niet aanwezig was. Na heropening van het onderzoek heeft de rechtbank de minister verzocht om te reageren op het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende gemotiveerd heeft waarom hij meerdere overtredingen heeft aangenomen en dat het beroep van eiseres op het verbod van 'ne bis in idem' niet slaagt. De rechtbank heeft ook de hoogte van de boete beoordeeld en vastgesteld dat de minister de boete onvoldoende heeft gematigd. Uiteindelijk heeft de rechtbank de boete gematigd tot € 5.450 en het beroep van eiseres gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.312,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.