3.2.Het UWV stelt zich op het standpunt dat de bedragen die eiser aan ouderdomspensioen ontvangt terecht op de WW-uitkering in mindering zijn gebracht. Korten van het pensioen op de WW-uitkering is de hoofdregel. Eiser voldoet volgens het UWV niet aan één van de drie uitzonderingen hierop. Het UWV heeft ter zitting verder toegelicht dat er drie keer telefonisch met eiser is gesproken naar aanleiding van zijn bezwaar. Tijdens deze gesprekken heeft eiser zijn bezwaren kunnen toelichten. Het is gebruikelijk om na afloop van zo’n telefonisch gesprek te vragen of een hoorzitting in persoon nog wordt gewenst. Het UWV gaat ervan uit dat dit ook bij eiser is gebeurd.
Hoofdregel
4. Artikel 47, eerste lid, van de WW bepaalt de hoogte van de WW-uitkering. Inkomen in verband met arbeid wordt hierop in mindering gebracht. Op grond van het tweede lid wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald wat onder inkomen in verband met arbeid wordt verstaan. Die algemene maatregel van bestuur is het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB).
Op grond van artikel 3:5, vierde lid, onder a, van het AIB wordt voor de WW als inkomen (in verband met arbeid) onder andere beschouwd: een periodieke uitkering vanuit een dienstbetrekking die wordt uitgekeerd bij wijze van een oudedagsvoorziening, of een uitkering die daaraan voorafgaat, of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in het eerste lid van artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
De hoofdregel is dus, simpel gezegd, dat inkomen uit pensioen wordt gekort op de WW-uitkering. De (pre)pensioenen die eiser ontving van ASR en Allianz, zijn pensioenuitkeringen als bedoeld in artikel 3:5, vierde lid, onder a, van het AIB. Dit betekent dat het uitgangspunt is dat deze pensioenen gekort moeten worden op eiser zijn WW-uitkering.
Er zijn echter drie uitzonderingen. Deze staan opgenomen in artikel 3:5, vijfde, zevende en achtste lid, van het AIB. Eiser voert aan dat zijn situatie onder één van de uitzonderingen valt. De rechtbank is van oordeel dat dit niet zo is en zal hierna uitleggen waarom.
5. De eerste uitzondering staat in het vijfde lid van artikel 3:5 van het AIB. Hier is bepaald dat een deeltijdpensioen niet in mindering wordt gebracht in het geval dat een werknemer tijdens het dienstverband, dus nog voordat hij werkloos wordt, besluit een gedeelte van zijn werktijd in te ruilen voor een prepensioen (deeltijdpensioen). Eiser heeft geen uren ingeleverd voor een deeltijdpensioen, maar is tot aan zijn ontslag fulltime blijven werken bij [naam B.V. 2] . Ook zijn WW-uitkering is gebaseerd op een fulltime dienstverband. Hij valt dus niet onder deze uitzondering.