ECLI:NL:RBZWB:2020:6127
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Opzegging van een slapend dienstverband en de transitievergoeding na langdurige arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en [verweerder] over de beëindiging van een slapend dienstverband en de daarbij behorende transitievergoeding. [verzoeker], die sinds 1989 in dienst was bij [verweerder], was arbeidsongeschikt sinds 2014 en had een WIA-uitkering ontvangen. Na een periode van onderhandelingen over een beëindigingsovereenkomst, waarin [verzoeker] vroeg om een transitievergoeding, heeft [verweerder] de arbeidsovereenkomst opgezegd met toestemming van het UWV. [verzoeker] stelde dat hij recht had op een transitievergoeding van € 74.894 bruto, terwijl [verweerder] slechts € 47.817 bruto had uitgekeerd. De kantonrechter oordeelde dat [verweerder] verplicht was om de resterende transitievergoeding van € 27.077 bruto te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 september 2020. De rechter benadrukte dat de transitievergoeding berekend moest worden op basis van de wettelijke bepalingen en dat de peildatum 31 juli 2020 was, de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigde. De kantonrechter wees ook andere verzoeken van [verzoeker] toe, waaronder de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en de verstrekking van een bruto/netto specificatie. De proceskosten werden aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 1.459, die [verweerder] ook moest vergoeden. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.