ECLI:NL:RBZWB:2020:6076

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
AWB- 20_5084 en 20_6398
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake bestuursdwang en kostenverhaal met betrekking tot een schip in de haven van Moerdijk

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen twee besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk. Het eerste besluit betreft de toepassing van bestuursdwang op 11 mei 2019, waarbij het college zonder voorafgaand schriftelijk besluit heeft besloten om water uit het laadruim van het schip [naam schip] te laten pompen. Dit was noodzakelijk omdat het schip vol water dreigde te lopen, wat gevaar voor het milieu en de volksgezondheid met zich meebracht. Eiser, die niet de eigenaar of schipper van het schip was, betwistte de spoedeisendheid van de situatie en stelde dat hij niet verantwoordelijk was voor de kosten van de bestuursdwang. Het tweede besluit betreft een kostenverhaalsbeschikking van 6 mei 2020, waarin eiser als overtreder werd aangemerkt en de kosten van de bestuursdwang op hem werden verhaald.

De rechtbank heeft de beroepen behandeld en vastgesteld dat het college bevoegd was om bestuursdwang toe te passen, gezien de spoedeisende situatie en de overtredingen van de Havenverordening. De rechtbank oordeelde dat eiser terecht als overtreder werd aangemerkt, omdat hij als eigenaar van het schip verantwoordelijk was voor de overtredingen die daarop plaatsvonden. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en bevestigde de kostenverhaalsbeschikking, waarbij de hoogte van de kosten als redelijk werd beschouwd. De uitspraak werd gedaan op 26 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 20/5084 GEMWT en BRE 20/6398 GEMWT

uitspraak van 26 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk, verweerder,
gemachtigde: mr. T.N. Sanders.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 januari 2020 (bestreden besluit I) van het college over het op 11 mei 2019 toepassen van bestuursdwang op het schip [naam schip] in de gemeentelijke haven van Moerdijk. Daarnaast heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van 6 mei 2020 (bestreden besluit II) van het college over het op eiser verhalen van de kosten van de toegepaste bestuursdwang.
De rechtbank heeft de beroepen behandeld op zitting in Breda op 15 oktober 2020. De gemachtigde van eiser was namens hem aanwezig. Namens verweerder was daarbij zijn gemachtigde aanwezig.

Overwegingen

1. Feiten

Op 10 mei 2019 heeft de Landelijke Eenheid van de politie in de laadruimte van het motorvrachtschip [naam schip] een methamfetamine (crystal meth) laboratorium aangetroffen. Het schip was aangemeerd in de haven van Moerdijk.
In de nacht van 10 mei 2019 op 11 mei 2019 is de [naam schip] vol gelopen met water. Oppervlaktewater werd op onverklaarbare wijze via een ingeschakelde pomp in het laadruim gepompt, waardoor het schip dreigde te zinken. Daardoor ontstond het gevaar dat het oppervlaktewater buiten de boot in direct contact kwam met de aanwezige drugs en explosieve, brandgevaarlijke en/of milieugevaarlijke grond- en afvalstoffen die zich in het schip gevonden.
Op 11 mei 2019 heeft het college besloten bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaand op schrift gesteld besluit [1] , bestaande uit het door een gespecialiseerd calamiteitenbedrijf ( [naam bedrijf] ) laten leegpompen van het water uit het laadruim van het schip. Dit verwijderde water is vervolgens afgevoerd naar een daartoe gespecialiseerde afvalverwerker.
Bij besluit van 17 mei 2019 (primair besluit I) heeft het college het besluit op schrift gesteld. In het besluit is eiser aangemerkt als overtreder van verschillende bepalingen uit de Verordening regelende het gebruik van de havens en kaden van de gemeente Moerdijk (hierna: Havenverordening).
Eiser heeft daar op 11 juni 2019 bezwaar tegen gemaakt.
Het college heeft dat bezwaar bij bestreden besluit I ongegrond verklaard.

Op 4 maart 2020 heeft eiser daar beroep tegen ingesteld.Bij bestreden besluit II heeft het college een kostenverhaalsbeschikking vastgesteld.2.Beroepsgronden

Eiser heeft aangevoerd dat voor het college geen aanleiding bestond om direct bestuursdwang toe te passen. Volgens eiser was geen sprake van een spoedeisende situatie.
Niet of onvoldoende is vast komen te staan dat het schip in korte tijd zoveel water had gemaakt dat het dreigde te zinken. Op het moment van het toepassen van de bestuursdwang was het schip nog niet gezonken en daarnaast was ook geen sprake van enig gevaar omdat de pomp was afgeslagen. Het had op de weg van het college gelegen om de pomp te ontmantelen in plaats van het ruim leeg te pompen. Eiser is ook niet verantwoordelijk of aansprakelijk voor het vollopen van het ruim. Die situatie is niet door handelen/nalaten van eiser ontstaan. Eiser was op het moment van het toepassen van de bestuursdwang niet de eigenaar of schipper van het schip. Hij had niet de feitelijke leiding op het schip, omdat hij gedetineerd zat. Dat wordt volgens eiser bevestigd door een uitspraak van de strafrechter van 19 maart 2020. Omdat eiser geen overtreder is en geen verwijt kan worden gemaakt, kunnen de kosten van het toepassen van bestuursdwang ook niet op eiser worden verhaald. Daar heeft eiser ter zitting aan toegevoegd dat het college de hoogte van de kosten onvoldoende heeft onderbouwd. Het college had in plaats van een factuur een betaalbewijs moeten overleggen en de opgegeven uren rijmen niet met de opgave. Ook ontbreekt een specificatie van de laboratoriumkosten.
3. Wettelijk kaderDe relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. De last onder bestuursdwang (BRE 20/5084 GEMWT)Bestreden besluit
4.1
Op 11 mei 2019 heeft het college terstond bestuursdwang toegepast wegens overtreding van verschillende bepalingen uit de Havenverordening. De bestuursdwang bestond uit het door een gespecialiseerd calamiteitenbedrijf ( [naam bedrijf] ) laten leegpompen van het water uit het laadruim van het schip [naam schip] . Dit verwijderde water is vervolgens afgevoerd naar een daartoe gespecialiseerde afvalverwerker. De bestuursdwang is toegepast zonder voorafgaand op schrift gesteld besluit en zonder voorafgaande last en begunstigingstermijn. Op 17 mei 2019 heeft het college het besluit op schrift gesteld. Het bezwaar van eiser tegen dat besluit is bij bestreden besluit ongegrond verklaard.
Toetsingskader
4.2
Het college is alleen bevoegd tot het terstond toepassen van bestuursdwang, wanneer sprake is van een
overtreding [2] , wanneer het college het
bevoegd gezagis om een bestuurlijke sanctie op te leggen t.a.v. die overtreding [3] en wanneer de situatie zo
spoedeisendis dat een besluit niet kan worden afgewacht. [4] Dit moet worden beoordeeld naar het moment van het toepassen van de bestuursdwang en op basis van de dan bekende kennis en de dan ter beschikking staande gegevens. [5]
4.3
Voor beantwoording van de vraag of het college bevoegd was om bestuursdwang toe te passen, is niet van belang of eiser overtreder is en in hoeverre de overtreding aan hem verweten kan worden. Dit is slechts van belang voor de vraag of eiser de kosten voor de uitvoering van de bestuursdwang moeten betalen, aangezien die kosten slechts op de overtreder kunnen worden verhaald [6] en het ontbreken van alle verwijtbaarheid een reden kan zijn dat de kosten redelijkerwijs niet op de overtreder kunnen worden verhaald. [7]
Overtreding
4.4
De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of sprake is van een overtreding, omdat het college alleen bevoegd is om bestuursdwang toe te passen wanneer sprake is van een overtreding. Eiser heeft hier geen gronden tegen gericht.
4.5
Het college heeft de bestuursdwang toegepast wegens overtreding van de volgende bepalingen uit de Havenverordening: artikel 6, eerste, derde en vierde lid, artikel 14, onder c en d, artikel 15, artikel 19 en artikel 23, eerste en vierde lid.
4.6
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich op het moment van het toepassen van de bestuursdwang op basis van de toen beschikbare kennis en gegevens terecht op het standpunt gesteld dat sprake was van overtreding van artikel 6, eerste lid, artikel 14, onder c en onder d, en artikel 19, tweede lid, van de Havenverordening. Uit de door verweerder overgelegde inzetrapportage van de Officier van Dienst Bevolkingszorg, het verslag van [naam bedrijf] en uit het rapport van de Omgevingsdienst Midden- en West- Brabant blijkt dat in de laadruimte van het schip drugs lag (o.a. 70 kilo crystal meth) en dat zich daar ook andere explosieve, brandgevaarlijke en/of milieugevaarlijke grond- en afvalstoffen bevonden (o.a. zeer instabiele grondstof Azobis, 7 kg). Uit die stukken blijkt ook dat de laadruimte van het schip vol is gelopen met water en dat het gevaar bestond dat het schip zou gaan zinken en dat het oppervlaktewater buiten het schip in aanraking zou komen met voornoemde stoffen. Gelet daarop stond naar het oordeel van de rechtbank op het moment van het toepassen van de bestuursdwang in voldoende mate vast dat sprake was van die overtredingen.
4.7
De rechtbank stelt vast dat op het moment van het toepassen van bestuursdwang op basis van de toen beschikbare kennis en gegevens onvoldoende vast stond dat sprake was van de overige door het college gestelde overtredingen. Artikel 6, derde en vierde lid van de Havenverordening ziet op de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de schipper en omvat naar het oordeel van de rechtbank geen bestuursrechtelijke norm die kan worden overtreden. Een overtreding van artikel 15 van de Havenverordening stond op dat moment niet vast, omdat gelet op de omstandigheden niet aannemelijk was dat de schipper op de hoogte was van het gevaar van zinken. Daarnaast stond onvoldoende vast dat de ontplofbare, ontvlambare en andere voor het milieu gevaarlijke stoffen in de haven van Moerdijk op het schip zijn geladen, waardoor niet is komen vast te staan dat sprake was van een overtreding van artikel 23, eerste lid, van de Havenverordening. Ook blijkt uit de door het college overgelegde stukken niet dat is geconstateerd dat in de haven ontvlambare of bij ontvlamming fel brandbare stoffen zijn gesmolten, gekookt of verwarmt. Bij het produceren van crystal meth zal deze bepaling zijn overtreden, maar die fysieke activiteit is niet geconstateerd door het college ten tijde van het toepassen van de bestuursdwang. Gelet daarop stond ook in onvoldoende mate vast dat sprake was van een overtreding van artikel 23, vierde lid, van de Havenverordening.
4.8
Gelet op het voorgaande was het college bevoegd om bestuursdwang toe te passen, omdat sprake was van overtreding van verschillende bepalingen uit de Havenverordening.
Bevoegd gezag
4.9
De rechtbank stelt ook ambtshalve vast dat het college het bevoegd gezag is om handhavend op te treden tegen overtredingen van de Havenverordening. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) [8] staat dat de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie slechts bestaat voor zover die bevoegdheid bij of krachtens de wet is verleend. In de Gemeentewet (Gmw) [9] wordt aan het gemeentebestuur de bevoegdheid toegekend tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. De bevoegdheid betreft alle regels waarvan de uitvoering aan het bestuur is opgedragen, zowel van wetten, algemene maatregelen van bestuur en gemeentelijke verordeningen als krachtens deze voorschriften vastgestelde regels. [10] In de Havenverordening zijn verschillende bevoegdheden toegekend aan het college. De rechtbank leidt daar uit af dat de uitvoering van de Havenverordening is opgedragen aan het college en dat het college daarom bevoegd is om handhavend op te treden tegen overtreding van bepalingen uit de Havenverordening.
Superspoedeisende bestuursdwang4.10 In zeer spoedeisende gevallen kan het bestuursorgaan onmiddellijk met bestuursdwang optreden of doen optreden, zelfs nog voordat een schriftelijke beslissing tot toepassing van bestuursdwang is genomen. In een dergelijk geval dient achteraf alsnog zo spoedig mogelijk de beslissing tot toepassing van bestuursdwang op schrift te worden gezet en alsnog op de normale wijze bekend te worden gemaakt. [11]
4.11
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college mogen besluiten dat de situatie dermate spoedeisend was, dat onmiddellijk optreden was vereist en dat een besluit niet kon worden afgewacht. Uit de onder 4.6 genoemde rapporten blijkt namelijk dat in de laadruimte van het schip drugs en explosieve, brandgevaarlijke en/of milieugevaarlijke grond- en afvalstoffen aanwezig waren. Daarnaast blijkt uit die rapportages dat om onverklaarbare redenen een pomp was geactiveerd, waardoor de laadruimte van het schip binnen één uur tijd voor de helft vol was gelopen met water en dreigde te zinken. Als gevolg daarvan bestond het gevaar dat het oppervlaktewater buiten de boot in aanraking zou komen met deze stoffen. Naar het oordeel van de rechtbank kan daar uit worden afgeleid dat in ieder geval een gevaar bestond voor het milieu en voor de volksgezondheid en dat mogelijk ook sprake was van ontploffingsgevaar en ontvlammingsgevaar. Dat de pomp op een bepaald moment is gedeactiveerd, maakt niet dat de gevaren niet langer aanwezig waren. Op het moment van het toepassen van de bestuursdwang was namelijk niet duidelijk waarom de pomp was aan- en afgeslagen. De kans was aanwezig dat de pomp opnieuw aan zou slaan en dat opnieuw in korte tijd een enorme hoeveelheid water in het ruim zou worden gepompt. Daarnaast doet het afslaan van de pomp niets af aan de situatie dat het laadruim vol lag met de hierboven genoemde gevaarlijke stoffen en alle gevaren die dat met zich meebracht. Het college had redelijkerwijs dus ook niet kunnen volstaan met het slechts ontmantelen van de pomp. Daar voegt de rechtbank aan toe dat dit geval vergelijkbaar is met andere spoedeisende situaties waarin de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onmiddellijk optreden heeft toegelaten. [12] Het college heeft in overeenstemming met de Awb ook zo spoedig mogelijk na het toepassen van de bestuursdwang alsnog een besluit bekendgemaakt. [13]
Conclusie beroep tegen last onder bestuursdwang
4.12
Gelet op het voorgaande heeft het college terecht besloten dat sprake was van verschillende overtredingen van de Havenverordening, was het college het bevoegde gezag om daar handhavend tegen op te treden en was sprake van een dermate spoedeisende situatie dat een besluit niet kon worden afgewacht. De rechtbank zal het beroep van eiser tegen de last onder bestuursdwang ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5. Kostenbeschikking (20/6398)Bestreden besluit
5.1
Het college heeft een kostenbeschikking vastgesteld, waarin de kosten van de uitgevoerde bestuursdwang zijn vastgesteld op € 40.455,52 en eiser is aangemerkt als de overtreder op wie de kosten van de toegepaste bestuursdwang worden verhaald.
Toetsingskader
5.2
Hoofdregel is dat
de overtrederde kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang aan het bestuursorgaan dient te vergoeden. [14] De last vermeldt in hoeverre de kosten van bestuursdwang ten laste van de overtreder zullen worden gebracht. [15] Het gaat om de kosten die het bestuursorgaan heeft moeten maken. Bij de kosten in de zin van het artikel moet worden gedacht aan de directe kosten van feitelijk optreden door of vanwege het bestuursorgaan. Tot de kosten van bestuursdwang behoren ook de kosten van voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze zijn gemaakt na het verstrijken van de termijn waarbinnen de last had moeten worden uitgevoerd. [16] De kosten komen niet voor rekening van de overtreder, indien de kosten
redelijkerwijzeniet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. [17]
Overtreder
5.3
De overtreder is degene die het desbetreffende voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Dat is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek heeft verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk heeft begaan, maar aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en derhalve als overtreder worden aangemerkt. [18] Het ligt op de weg van het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat een persoon overtreder is. Het bestuursorgaan dient daartoe de vereiste feiten te stellen. Het ligt vervolgens op de weg van de vermeende overtreder die feiten te weerleggen of nader te verklaren. Doet de vermeende overtreder dat niet, dan dient de rechter in beginsel van de juistheid van de feiten zoals het bestuursorgaan die heeft vastgesteld uit te gaan. [19]
5.4
Het college stelt dat eiser aangemerkt kan worden als schipper als bedoeld in de Havenverordening. Eiser was met de feitelijke leiding van het schip belast en is daarnaast ook aan te merken als schipper, omdat hij de eigenaar van het schip is. Eiser heeft in die hoedanigheid de verschillende normen uit de Havenverordening overtreden, omdat hij niet heeft voorkomen dat de overtredingen zich voordeden. Dat hij ten tijde van de overtredingen niet feitelijk aanwezig was, maakt niet dat hij geen overtreder meer is. Van een nalaten kan immers ook sprake zijn zonder zelf ter plaatse aanwezig te zijn. De overtreding is in ieder geval aan hem toe te rekenen, omdat hij als eigenaar verantwoordelijk is voor de overtredingen op zijn schip. Dat geldt te meer omdat hij willens en wetens een drugslab op zijn schip heeft laten plaatsen en de werking ervan heeft gefaciliteerd. Daarmee heeft hij willens en wetens het risico aanvaard dat de overtredingen zich zouden voordoen.
5.5
Eiser stelt dat hij niet aangemerkt kan worden als overtreder, omdat hij niet de schipper van het schip is als bedoeld in de Havenverordening. Op het moment van het constateren van de overtredingen was hij niet belast met de feitelijke leiding over het schip en daarnaast is hij ook geen eigenaar van het schip. Een Duitse GmbH ( [naam GmbH] GmbH’) is eigenaar van het schip. Eiser is slechts geschäftsführer (directeur) van dat bedrijf.
5.6
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college eiser terecht aangemerkt als overtreder van de onder 4.6 genoemde bepalingen uit de Havenverordening. Die overtreden normen richten zich tot ‘de schipper’. In de Havenverordening wordt ‘schipper’ als volgt gedefinieerd: ‘degene die op een vaartuig met de leiding belast is of feitelijk de leiding in handen heeft, of bij afwezigheid van deze, de eigenaar of de gebruiker van het vaartuig’. Volgens de rechtbank kan eiser als schipper en daarmee als overtreder van de overtreden normen worden aangemerkt. Uit een door eiser overgelegde uitspraak van de politierechter van 19 maart 2020 blijkt dat eiser tegen de politierechter heeft verklaard dat hij de eigenaar en schipper is van het schip. Daarnaast is hij als geschäftsführer van de Duitse GmbH ook te herleiden als eigenaar van het schip. De overtreden bepalingen zijn door eiser overtreden of kunnen in ieder geval aan eiser worden toegerekend. Hij is als schipper immers verantwoordelijk voor het schip en de overtredingen die daar plaatsvinden. Door toe te laten dat op het schip crystal meth is geproduceerd en door toe te laten dat daarmee samenhangende explosieve, brandgevaarlijke en milieuverontreinigende stoffen op het schip zijn geladen, heeft hij het risico genomen dat de overtredingen zich zouden voordoen.
Kostenverhaal
5.7
De kosten komen niet voor rekening van de overtreder, indien de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. [20] Dat kan aan de orde zijn als:
er fouten zijn gemaakt in de procedure of bij de feitelijke uitvoering van de bestuursdwang;
indien de aangeschrevene van de ontstane situatie geen verwijt kan worden gemaakt en bij het ongedaan maken van de met het recht strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken; [21]
als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat er bijzondere omstandigheden zijn die nopen tot de conclusie dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoren te komen. [22] De financiële draagkracht kan in beginsel niet als een dergelijke omstandigheid gelden. [23]
5.8
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college redelijkerwijs kunnen besluiten dat zich geen omstandigheden voordoen die maken dat de kosten redelijkerwijs niet op eiser kunnen worden verhaald. Van het volledig ontbreken van enige verwijtbaarheid is geen sprake. Eiser is als eigenaar en schipper van het schip verantwoordelijk voor wat er op het schip gebeurd. Hij heeft een crystal meth laboratorium toegelaten op het schip en heeft op die manier het risico genomen dat bepaalde gevaarlijke situaties zouden ontstaan en dat bepaalde overtredingen van de Havenverordening zouden worden begaan. Uit de uitspraak van de strafrechter van 19 maart 2020 [24] blijkt niet dat alle verwijtbaarheid ontbreekt. In die uitspraak heeft de strafrechter het verzoek om schadevergoeding van de gemeente Moerdijk als benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de kosten voor het leegpompen van het schip geen verband hielden met de ten laste gelegde strafbare feiten: overtredingen van de Opiumwet. Daarnaast heeft eiser onvoldoende met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd dat sprake zou zijn van andere bijzondere omstandigheden die maken dat de kosten redelijkerwijs niet op hem kunnen worden verhaald.
Hoogte van de kosten5.9 De rechtbank stelt voorop dat het college de vastgestelde kosten voldoende inzichtelijk heeft gemaakt door middel van een factuur van [naam bedrijf] en het daarbij behorende kostenoverzicht. Uit dat overzicht blijkt dat de kosten samenhangen met de toepassing van de bestuursdwang. De rechtbank acht de opgegeven uren en de laboratoriumkosten niet onredelijk. Daarnaast heeft eiser niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd dat de hoogte van de kosten onjuist is vastgesteld door het college.
Conclusie beroep tegen de kostenbeschikking
5.1
Gelet op het voorgaande heeft het college eiser terecht aangemerkt als overtreder, doen zich geen omstandigheden voor die maken dat de kosten redelijkerwijs niet op eiser verhaald kunnen worden en heeft het college de hoogte van de kosten voldoende inzichtelijk gemaakt. De rechtbank zal het beroep van eiser tegen de kostenbeschikking ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 26 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Wettelijk kader1.Algemene wet bestuursrecht (Awb)Artikel 5:1, eerste en tweede lid, van de AwbOnder ‘overtreding’ wordt verstaan: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Het tweede lid voegt daar aan toe dat onder ‘overtreder’ wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.

Artikel 5:2, eerste lid, onder b, van de Awb
Een herstelsanctie is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.
Artikel 5:4, eerste lid, van de AwbDe bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie bestaat slechts voor zover zij bij of krachtens de wet is verleend.
Artikel 5:21 van de Awb
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Artikel 5:25 van de Awb

De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
De last vermeldt in hoeverre de kosten van bestuursdwang ten laste van de overtreder zullen worden gebracht.
Tot de kosten van bestuursdwang behoren de kosten van voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze zijn gemaakt na het verstrijken van de termijn waarbinnen de last had moeten worden uitgevoerd.
De kosten van voorbereiding van bestuursdwang zijn ook verschuldigd, voor zover als gevolg van het alsnog uitvoeren van de last geen bestuursdwang is toegepast.
Tot de kosten van bestuursdwang behoren tevens de kosten van vergoeding van schade ingevolge artikel 5:27, zesde lid.
Het bestuursorgaan stelt de hoogte van de verschuldigde kosten vast.
Artikel 5:31 van de Awb
Een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.
Indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt
Artikel 5:31c, eerste lid, van de AwbHet bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder bestuursdwang heeft mede betrekking op een beschikking die strekt tot toepassing van bestuursdwang of op een beschikking tot vaststelling van de kosten van de bestuursdwang, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.
2. Gemeentewet (Gmw)Artikel 125, eerste lid, van de GmwHet gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
Artikel 125, tweede lid, van de GmwDe bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
3. Verordening regelende het gebruik van de havens en kaden van de Gemeente Moerdijk (Havenverordening)
Artikel 1, onder d, van de HavenverordeningOnder ‘haven’ wordt verstaan: de havens die in eigendom aan de gemeente Moerdijk toebehoren, c.q. bij de gemeente in beheer zijn, haven Willemstad en haven Moerdijk.
Artikel 1, onder e, van de Havenverordening
Onder ‘haven Moerdijk’ wordt verstaan: de haven zoals weergegeven in bijlage 1.
Artikel 1, onder j, van de Havenverordening
Onder ‘schipper’ wordt verstaan: ‘degene die op een vaartuig met de leiding belast is of feitelijk de leiding in handen heeft, of bij afwezigheid van deze, de eigenaar of de gebruiker van het vaartuig’.
Artikel 6 (Algemene zorgplicht) van de Havenverordening
De schipper is verplicht de nodige voorzorgen te nemen, dat met zijn vaartuig geen schade of ongeluk wordt veroorzaakt en in het algemeen de veiligheid niet in gevaar wordt c.q. kan worden gebracht.
Het is verboden met een vaartuig op een dusdanige manier te varen of op een zodanige manier te gebruiken dat overlast wordt veroorzaakt.
Schippers zijn jegens de gemeente Moerdijk aansprakelijk voor schade die wordt veroorzaakt door een tekortkoming die is toe te rekenen aan henzelf, aan zijn gezinsleden, aan personeelsleden dan wel aan genodigden van de schipper.
Het veroorzaken van schade wordt onmiddellijk gemeld bij de havenmeester. De veroorzaker is aansprakelijk voor de toegebrachte schade.
Artikel 14 (Nachtverblijf, handel etc) van de Havenverordening
Het is verboden:
1. zich met enig vaartuig in de haven te bevinden tot het houden van commercieel nachtverblijf (met uitzondering van passagiersschepen) , het verlenen van huisvesting of het houden van vast verblijf of een vaartuig uitsluitend of in hoofdzaak als woning te gebruiken;
zich met enig vaartuig in de haven te bevinden tot het drijven van handel;
in de haven vaartuigen geheel of gedeeltelijk te slopen;
in de haven vaartuigen te hebben die in een dusdanige staat verkeren, al dan niet door constructie en / of ouderdom, waardoor er een onmiddellijk gevaar voor zinken ontstaat of de veiligheid in het algemeen in gevaar kan worden gebracht;
in de haven werkzaamheden aan vaartuigen te verrichten, die gevaar, hinder of schade voor of aan andere vaartuigen kunnen opleveren, dan wel geluidshinder veroorzaken.
2. artikel 14, onder c en d, artikel 15, artikel 19 en artikel 23, eerste en vierde lid, van de Havenverordening.

Artikel 15 (Zinkgevaar) van de Havenverordening

De schipper van een vaartuig, dat in onmiddellijk gevaar van zinken verkeert, is verplicht het vaartuig onmiddellijk buiten het vaarwater te brengen of te laten brengen.
Het college is bevoegd plaatsen binnen of buiten het vaarwater aan te wijzen voor vaartuigen die in onmiddellijke staat van zinken verkeren.
De schipper van een gezonken vaartuig is verplicht onmiddellijk na het zinken hiervan mededeling te doen aan de havenmeester.
Hij moet zorgdragen dat het gezonken vaartuig binnen een door het college te bepalen tijd gelicht en zo nodig verwijderd wordt.
Artikel 19 (Milieuverontreinigende stoffen) van de Havenverordening
Het is verboden om vaartuigen buitenboords te verven.
De schipper is verplicht er voor te zorgen dat geen verontreinigende stoffen en / of brandgevaarlijke stoffen in het milieu terechtkomen.
Hij is verplicht melding te maken bij het college, dan wel bij de havenmeester indien, ondanks genomen voorzorgmaatregelen, toch enige stof in het milieu is terechtgekomen.
Bij ernstige ongevallen met stoffen stelt men zo spoedig mogelijk de bevoegde en noodzakelijke autoriteiten in kennis van het gebeurde, waarbij men tevens doorgeeft om welke stof het gaat. Bij alle ongevallen stelt men het college dan wel de havenmeester in kennis van het gebeurde.
Artikel 23 (Gevaarlijke stoffen) van de Havenverordening:Het is verboden:
ontplofbare, (licht) ontvlambare of anderen (voor het milieu) gevaarlijke stoffen te (ver)laden of te lossen, behoudens ontheffing van het college. Bij het (ver)laden of lossen van ontplofbare of (licht) ontvlambare stoffen is de schipper, onverminderd zijn verplichting tot naleving van omtrent het vervoer bestaande wetten en besluiten, altijd gehouden de bijzondere voorzorgsmaatregelen te nemen, die hem door of namens het college worden voorgeschreven;
aan boord van vaartuigen, waarmee ontplofbare stoffen of (licht) ontvlambare stoffen worden vervoerd, te roken anders dan in de woonvertrekken;
tijdens het laden en lossen van motorbrandstoffen te roken, de motor van een vaartuig te laten draaien of koelapparaten in werking te hebben;
in de haven (licht) ontvlambare of bij ontvlamming fel brandbare stoffen te smelten, te koken of te warmen.

Voetnoten

1.Artikel 5:31, tweede lid, van de Awb.
2.Artikel 5:2, eerste lid, onder b, jo. artikel 5:21 van de Awb.
3.Artikel 5:4, eerste lid, van de Awb.
4.Artikel 5:31, tweede lid, van de Awb.
5.AbRS 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2830, r.o. 2.2 en AbRS 18 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1283, r.o. 2.2.
6.Artikel 5:25, eerste lid, van de Awb.
7.AbRS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1719, r.o. 5.1.
8.Artikel 5:4, eerste lid, van de Awb.
9.Artikel 125 van de Gmw.
10.
11.Artikel 5:31, tweede lid, van de Awb.
12.Bij brand- en elektrocutiegevaar (AbRS 18 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1283, r.o. 2.5), bij mogelijke overlast en vervuiling door verspreiding van op straat geplaatste afvalstoffen (AbRS 29 juni 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT8444, r.o. 2.5.2 en AbRS 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2561, r.o. 7.1), bij asbestverontreiniging (AbRS 20 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1245, r.o. 3.3) en bij chemische stoffen in een woning (AbRS 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2830, r.o. 3.1).
13.Artikel 5:31, tweede lid, van de Awb.
14.Artikel 5:25, eerste lid, van de Awb.
15.Artikel 5:25, tweede lid, van de Awb.
16.Artikel 5:25, derde lid, van de Awb.
17.Artikel 5:25, eerste lid, van de Awb.
18.AbRS 4 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:288, r.o. 3.1.
19.AbRS 13 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1223, r.o. 3.2.
20.Artikel 5:25, eerste lid, van de Awb.
21.AbRS 30 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3552.
22.AbRS 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1062.
23.AbRS 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3416.
24.Rb Zeeland-West-Brabant, 19 maart 2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1306, r.o. 7.