Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 13 november 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam hotel verzoekers] , te [vestigingsplaats verzoekers] , verzoekster,
Procesverloop
Overwegingen
1. Feiten
Verzoekster heeft daar bij brief van 29 mei 2020 op gereageerd.
2. Gronden
3. Kortsluiting
“Er zijn volgens het college geen ruimtelijke relevante belangen aan de orde die zich verzetten tegen de toestemming en ook is niet aannemelijk geworden dat een onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden”.
Beslissing
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de zienswijze van verzoekster niet-ontvankelijk is verklaard;
- voorziet zelf in de zaak en verklaart de zienswijze van verzoekster ontvankelijk;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij niet voldoende is gemotiveerd en onderbouwd dat de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.050,-.
Rechtsmiddel
Bijlage
Wettelijk kader
1. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrechtis het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
artikel 2.10, eerste lid, onder c, van de Wabostaat: voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12.
artikel 2.12, eerste lid onder a, van de Wabostaat: voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan:
artikel 2.7 van het Besluit omgevingsrecht (Bor)staat: Als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet worden aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II. Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan wordt afgeweken, komt ingevolge
artikel 4, negende lid, van de bijlagein aanmerking: het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.
2 Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan]
artikel 13.1, onder d van de planregelsstaat: De op de verbeelding voor 'Maatschappelijk' (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor ter plaatse van de functieaanduiding (re): uitsluitend religieuze voorzieningen.