Op 23 november 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 14 januari 2020, waarin zijn bezwaar tegen de stopzetting van zijn aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet is verschenen op een uitnodiging voor een intakegesprek, wat leidde tot de stopzetting van de aanvraagprocedure. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een schriftelijke aanvraag, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en dat de melding van de eiser niet gelijkgesteld kon worden aan een aanvraag. De rechtbank concludeerde dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en oordeelde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel van de eiser niet slaagde, gezien de duidelijke communicatie van het college over de gevolgen van het niet verschijnen op de afspraak. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.