ECLI:NL:RBZWB:2020:5768

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
AWB- 20_5788
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor hulp bij het huishouden en ligbad op grond van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die hulp bij het huishouden en een ligbad aanvroeg, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen. Eiseres had haar aanvraag voor hulp bij het huishouden en een ligbad op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) ingediend, maar deze was door het college afgewezen. Het college stelde dat eiseres samen met haar inwonende zoon en partner in staat was om het huishouden naar behoren uit te voeren, en dat er geen medische indicatie was voor het verstrekken van een ligbad.

Eiseres voerde aan dat haar partner en zoon niet in staat waren om het huishouden adequaat te onderhouden en dat zij zelf ernstige beperkingen ondervond bij het douchen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had vastgesteld dat de partner en zoon van eiseres de gebruikelijke hulp konden bieden en dat de afwijzing van de aanvraag voor huishoudelijke hulp gerechtvaardigd was. Wat betreft het ligbad oordeelde de rechtbank dat de door eiseres aangedragen medische redenen niet voldoende waren om te concluderen dat het college nader onderzoek had moeten doen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in stand kon blijven en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5788 WMO15

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 november 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 4 november 2019 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres voor hulp bij het huishouden en een ligbad op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
In het besluit van 19 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Op 15 oktober 2020 heeft er een zitting plaatsgevonden op de rechtbank. Partijen zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

Overwegingen

De feiten
1. Eiseres woont samen met haar echtgenoot en meerderjarige zoon [naam zoon eiseres] (24 jaar oud) in een seniorenwoning in [plaatsnaam] . Zij woont hier ongeveer sinds mei 2018.
Eiseres ondervindt gezondheidsproblemen. In 1996 is haar dikke darm verwijderd, waardoor er sprake is van incontinentie door ontlasting. Eiseres heeft daarnaast last van reuma, astma, COPD, bindweefselontstekingen en adenomen (goedaardig klierweefselgezwel). Ze gebruikt morfine als pijnbestrijding en medicinale cannabis. Ook haar echtgenoot heeft gezondheidsproblemen. Hij heeft ischias in de rug, een nekhernia, beenmergontsteking, hartproblemen, een knieschijfprothese en COPD.
Op enig moment heeft eiseres zich bij verweerder gemeld met een hulpvraag op grond van de Wmo 2015. Naar aanleiding van deze melding heeft op 18 september 2019 een huisbezoek plaatsgevonden bij eiseres thuis. Eiseres en haar echtgenoot waren hierbij aanwezig en werden bijgestaan door [naam vertegenwoordiger IMW] van het IMW [plaatsnaam] . Namens het college was mevrouw [naam vertegenwoordiger college] aanwezig. Van het bezoek is een rapport opgemaakt.
Eiseres heeft naar aanleiding van dit bezoek op 17 oktober 2019 een aanvraag gedaan bij het college voor huishoudelijke hulp in verband met haar lichamelijke beperkingen. Zij heeft ook gevraagd om een ligbad en aangegeven graag te willen verhuizen naar een woning met twee slaapkamers.
Bij het primaire besluit heeft het college de aanvraag afgewezen.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Op 28 februari 2020 heeft er een tweede huisbezoek plaatsgevonden. Dit maal was ook eiseres haar zoon [naam zoon eiseres] aanwezig. Ook van dit bezoek is aan rapport opgesteld.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar tegen de afwijzing van de huishoudelijke hulp en het ligbad ongegrond verklaard. De aanvraag om hulp bij het huishouden is afgewezen, omdat eiseres samen met haar inwonende zoon en partner in staat is om het huishouden naar behoren uit te voeren. Er is sprake van gebruikelijke hulp. Onvoldoende is gebleken dat er een indicatie is voor een ligbad, medische bewijsstukken waaruit blijkt dat eiseres niet zou kunnen douchen ontbreken. Eiseres kan de douche gebruiken om zich schoon te maken, met gebruikmaking van een douche-toiletstoel met uitsparing. Ook al zou de beschikbaarheid van een ligbad uit therapeutisch oogpunt gewenst zijn, dan betekent dat nog niet dat eiseres niet zou kunnen douchen. Verder heeft het college het bezwaar tegen het negatieve Advies Verhuisurgentie niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Eiseres voert, onder verwijzing naar de door haar aangevoerde bezwaargronden, aan dat haar partner en zoon niet in staat zijn het huishouden naar behoren uit te voeren. Dit blijkt volgens haar ook uit het onderzoeksrapport waarin mevrouw [naam vertegenwoordiger college] schrijft dat het zichtbaar is dat dit niet lukt en dat diverse huishoudelijke taken niet gebeuren. De zorg die eiseres nodig heeft is van dien aard en zo vergaand dat externe hulp noodzakelijk is. De afwijzing van het college is te ongenuanceerd en mist een op de casus toegesneden onderbouwing, zodat de beslissing onzorgvuldig is. Eiseres heeft een ligbad nodig. Zij heeft beperkingen die haar ernstig belemmeren bij het wassen aan de wastafel of onder de douche. Het college had hier een medisch onderzoek naar moeten starten. Ook hier ontbreekt het aan een specifieke onderbouwing van de afwijzing. Het ontbreken van medische stukken mag haar niet worden tegengeworpen, gezien het bij de gemeente bekende dossier van eiseres. Haar gebreken en de feitelijke omstandigheden zoals bekend bij de gemeente, maken voldoende aannemelijk dat het realiseren van een ligbad om medische redenen noodzakelijk is.
Waar gaat het in deze zaak over?
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen beroepsgronden heeft gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar, voor zover dat zich richtte tegen het negatieve Advies Verhuisurgentie. De rechtbank laat de vraag of het op dit punt om een besluit ging waar bezwaar tegen openstaat, daarom onbesproken.
Wat moet de rechtbank toetsen?
4.1.
Eiseres heeft bij het college verzocht om hulp in de huishouding en een ligbad. Hiermee heeft zij een aanvraag gedaan voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie, als bedoeld in artikel 2.3.5, eerste lid en onder a, van de Wmo 2015. De rechtbank dient dan ook te beoordelen of het college op goede gronden de aanvraag van eiseres om een op grond van de Wmo 2015 heeft afgewezen.
4.2.
In de rechtspraak is een stappenplan ontwikkeld dat het college moet volgen wanneer er een melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. [1] Het college zal ten eerste moeten vaststellen wat de hulpvraag is. Ten tweede moet worden vastgesteld welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, of het zich kunnen handhaven in de samenleving. Ten derde moet worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Ten vierde moet bezien worden in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden niet toereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen.
4.3.
Met de vierde stap wordt aangesloten bij artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015. Hieruit volgt, kort gezegd, dat het college een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid die iemand ondervindt verstrekt, voor zover deze persoon de beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk kan verminderen of wegnemen. Bij deze beoordeling is nog van belang dat de gemeenteraad van Gilze-Rijen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen nader heeft vastgesteld wat onder gebruikelijke hulp wordt verstaan. Het gaat, zo blijkt uit artikel 1.1, onder h, van de Verordening, om hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
De gevraagde hulp in de huishouding
5.1.
Het college heeft vastgesteld dat eiseres beperkingen ondervindt, waardoor zij niet in staat is zware en lichte huishoudelijke taken te verrichten en hier hulp bij nodig heeft. Zij is volgens het college ook niet in staat de was en strijk te doen. Eiseres is het hiermee eens, zo begrijpt de rechtbank.
5.2.
Partijen zijn het er echter niet over eens of het college de aanvraag voor huishoudelijke hulp terecht heeft afgewezen op de grond dat de zoon en partner van eiseres de huishoudelijke taken, die zij zelf niet kan verrichten, kunnen overnemen in het kader van gebruikelijke zorg. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.3.
Uit de opgemaakte verslagen naar aanleiding van de afgelegde huisbezoeken van 18 september 2019 en 28 februari 2020 waarop het college zich baseert, blijkt dat eiseres met haar gezin probeert samen het huis schoon te houden. Eiseres doet samen met haar partner de vaat. Haar partner doet daarnaast de boodschappen, hij kookt en maakt de keuken en badkamer schoon. De badkamer rook volgens mevrouw [naam vertegenwoordiger college] fris en zag er schoon en opgeruimd uit. Haar partner stofzuigt en dweilt ook, waarbij [naam zoon eiseres] het vaak overneemt. [naam zoon eiseres] helpt hem ook bij het afhalen en dekken van de bedden. Verder wordt de was verzorgd door de partner van eiseres. Hij vult de wasmachine en vervolgens de droger. Het bukken om de was in de machines te doen is lastig voor hem, omdat de ruimte waarin de machines staan beperkt is en hij rugpijn heeft. Ook strijken is lastig vanwege de rugpijn. De strijk blijft daarom liggen. Ramen zemen lukt eiseres en haar partner niet.
In het verslag van 28 februari 2020 wordt geconcludeerd dat de partner van eiseres per week tenminste 60 minuten zwaar huishoudelijke taken kan uitvoeren en de was in de wasmachine kan stoppen. Bij [naam zoon eiseres] zijn geen lichamelijke beperkingen of overbelasting geconstateerd die maken dat hij niet de benodigde hulp kan bieden.
5.4.
Niet is gebleken dat de rapporten geen juist of volledig beeld geven van de gezinssituatie van eiseres. Eiseres voert ook niet aan dat hier iets niet aan zou kloppen. Het college heeft dan ook terecht geconcludeerd dat [naam zoon eiseres] en (in mindere mate) de partner van eiseres de benodigde huishoudelijke taken kunnen verrichten. Van hen mag naar het oordeel van de rechtbank ook worden verwacht dat zij de huishoudelijke taken als gebruikelijke hulp verrichten. Hulp bij het huishouden is namelijk hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van een partner en een volwassen inwonend kind. Deze taken overstijgen niet de te verwachten gebruikelijke hulp. [2] Eiseres voert nog wel aan dat dat de zorg die zij nodig heeft van dien aard is en zo vergaand dat externe hulp noodzakelijk is, maar de rechtbank kan haar hier niet in volgen. De aanvraag is gericht op algemene hulp in de huishouding en dit is geen zorg van bijzondere aard.
5.5.
De rechtbank concludeert dan ook dat het college de aanvraag om huishoudelijke hulp terecht heeft afgewezen op de grond dat de partner en zoon van eiseres in staat moeten worden geacht de huishoudelijke taken die eiseres zelf niet kan doen voor haar te verrichten. Dat dit momenteel feitelijk niet (voldoende) gebeurt, omdat de strijk blijft liggen en de ramen niet gelapt worden, maakt niet dat het college gehouden zou zijn om huishoudelijke hulp aan eiseres toe te kennen. Dit betreft gebruikelijke hulp die de [naam zoon eiseres] kan verschaffen.
Het ligbad
6.1.
In geschil is verder of eiseres een ligbad nodig heeft, althans of het college hier nader (medisch) onderzoek naar had moeten doen. De rechtbank vindt van niet. Eiseres heeft tijdens het gesprek van 28 februari 2020 namelijk verteld dat douchen haar veel energie kost, omdat zij niet lang kan staan. Zij maakt daarom gebruik van een douchezitje aan de muur, maar kan daarmee de onderzijde van haar lichaam niet goed wassen en drogen. De rechtbank begrijpt hieruit dat de beperking die eiseres ervaart bij het gebruik van de douche, eruit bestaat dat zij niet lang (genoeg) kan staan. Ook het college heeft dit aangenomen. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het aannemelijk dat deze beperking kan worden weggenomen met een douche-toiletstoel met uitsparing, zodat hiermee een passende bijdrage wordt geleverd aan de zelfredzaamheid van eiseres.
6.2.
Eiseres heeft ten slotte in beroep een verklaring van haar huisarts overgelegd van 18 september 2020 waarin deze schrijft dat eiseres vanwege medische redenen vaak incontinent is van ontlasting. Haar goed schoonkrijgen onder de douche is lastig. Deze verklaring geeft de rechtbank echter geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de beslissing van het college. Uit de verklaring blijkt weliswaar dat eiseres enige beperkingen ondervindt bij het douchen nu dit voor haar lastig is, maar ook het college gaat hiervan uit. Dat een douchestoel met uitsparing hiervoor onvoldoende oplossing biedt, blijkt echter niet uit de verklaring. De rechtbank ziet in de in beroep ingebrachte informatie van de huisarts dan ook geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen.
Conclusie
7. Dit alles betekent dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.H.J. Vermariën, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de CRvB van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819 en van 11 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2182.
2.De rechtbank verwijst bij wijze van voorbeeld naar de uitspraak van de CRvB van 7 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2616.