ECLI:NL:RBZWB:2020:5009

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
AWB- 19_6783
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor bouwen van zes woningen

Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena. De eiser, vertegenwoordigd door mr. T.B.M. Kersten, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 21 november 2019, waarbij aan een derde partij een omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van zes woningen op verschillende adressen in de gemeente Altena. De eiser betoogde dat er contractuele afspraken waren gemaakt met de gemeente, vastgelegd in een notariële akte, die een evidente privaatrechtelijke belemmering vormden voor het verlenen van de vergunning. Hij stelde dat de gemeente zich niet aan deze afspraken had gehouden en dat de vergunning daarom geweigerd had moeten worden.

Tijdens de zitting op 9 september 2020 in Breda, waar de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, heeft de rechtbank de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgronden voor het verlenen van een omgevingsvergunning limitatief zijn opgesomd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank concludeerde dat er geen wettelijke weigeringsgrond was voor het verlenen van de omgevingsvergunning, ondanks de door de eiser aangedragen belangen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de vergunning terecht was verleend.

De uitspraak werd gedaan door mr. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. P.H.M. Verdonschot. De beslissing werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6783 WABO

uitspraak van 15 oktober 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. T.B.M. Kersten
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde partij]te [plaatsnaam 2] , vergunninghoudster,
gemachtigde: mr. A. Daan.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 21 november 2019 (bestreden besluit) van verweerder over de aan derde partij verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van zes woningen op de adressen [adres 1] , [adres 1a] [adres 1b] , [adres 2] [adres 2a] en [adres 2b ] te [plaatsnaam] .
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 9 september 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. T.B.M. Kersten. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger verweerder 1] en [naam vertegenwoordiger verweerder 2] . Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde mr. A. Daan.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 4 april 2019 heeft vergunninghoudster een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van zes woningen op [adres 1] [adres 1a] , [adres 1b] , [adres 2] , [adres 2a] en [adres 2b ] te [plaatsnaam] .
Bij het primaire besluit van 11 juli 2019 heeft verweerder de gevraagde omgevingsver-gunning aan vergunninghoudster verleend.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Eiser heeft, naar eigen zeggen, in 2008 de grond waarop de zes woningen gebouwd worden verkocht aan de toenmalig gemeente Aalburg met als bijzondere bepaling dat daarop maximaal vier vrijstaande woningen gebouwd mogen worden. Eiser woont zelf tegenover de bouwlocatie en is van mening dat de gemeente zich niet aan de afspraak heeft gehouden. Daarnaast voelt hij zich ook bekocht, omdat hij de grond voor een hogere prijs had kunnen verkopen als hij geweten dat daarop de bouw van zes woningen zou worden toegelaten.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen grond was om de gevraagde vergunning te weigeren.
2. Eiser heeft in beroep betoogd dat de contractuele afspraken met de gemeente, die neergelegd zijn in een notariële akte, een evidente privaatrechtelijke belemmering voor het verlenen van de omgevingsvergunning vormen. Volgens eiser is een evidente privaatrechtelijke belemmering wel degelijk een weigeringsgrond, handelt verweerder nu in strijd met de gemaakte afspraken en had de vergunning daarom geweigerd moeten worden.
3. Ter beoordeling ligt de vraag voor of verweerder terecht de omgevingsvergunning aan vergunninghoudster heeft verleend,
3.1
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo bepaalt – kort gezegd – dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning wordt geweigerd indien de aangevraagde activiteit niet voldoet aan (a) het Bouwbesluit, (b) de bouwverordening en in strijd is met (c) het bestemmingsplan of (d) redelijke eisen van welstand.
3.2
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo de weigeringsgronden voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen limitatief zijn opgesomd. Dit betekent dat verweerder, indien geen van deze weigeringsgronden zich voordoet, gehouden is de omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij kan een overeenkomst, wat de inhoud daarvan ook mag zijn, niet aan dit limitatieve karakter afdoen en de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning aantasten (zie bijvoorbeeld ABRS 12 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1027, i.h.b. r.o. 5).
3.3
De percelen waarop de verleende omgevingsvergunning ziet, zijn gelegen binnen het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ” en het overkoepelende bestemmingsplan “ [naam overkoepelend bestemmingsplan] ”. De percelen zijn bestemd voor “wonen”. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank gaat er van uit, dat het bouwplan voor de zes rijwoningen aan deze bestemming voldoet.
3.4
Eiser stelt echter dat de omgevingsvergunning niettemin geweigerd had moeten worden omdat met de gemeente is afgesproken dat er maar maximaal vier vrijstaande woningen gebouwd zouden mogen worden.
De rechtbank overweegt dat een evidente privaatrechtelijke belemmering niet in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo is opgenomen als een weigeringsgrond. Een evidente privaatrechtelijke belemmering kan alleen dan gewicht in de schaal leggen als verweerder, als het bevoegde gezag, een belangenafweging moet maken bij de vraag of een omgevingsvergunning verleend moet worden of niet. In dit geval is er echter geen wettelijke weigeringsgrond, zodat het verweerder niet is toegestaan om de door eiser aangedragen belangen bij de beslissing op de aanvraag te betrekken (zie ABRS 30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:850, i.h.b. r.o. 4)).
4. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder gehouden was om de gevraagde vergunning te verlenen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier op 15 oktober 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier E.J. Govaers, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.