Op 30 september 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser, die een bijstandsuitkering ontving, had beroep ingesteld tegen een besluit van 17 oktober 2019, waarin zijn uitkering werd gewijzigd na zijn huwelijk met een Spaanse partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 16 juni 2019 in Spanje is gehuwd en dat zijn partner op 24 juni 2019 naar Nederland is verhuisd. Het college had de bijstandsuitkering van de eiser aangepast naar de norm voor gehuwden met een niet-rechthebbende partner, omdat de partner als vreemdeling werd aangemerkt en geen recht had op bijstand gedurende de eerste drie maanden van haar verblijf in Nederland.
Tijdens de zitting op 19 augustus 2020 zijn beide partijen niet verschenen. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld, waaronder de stelling dat zijn partner niet als niet-rechthebbende partner moest worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de regelgeving van de Europese Unie van toepassing was en dat het college terecht had geoordeeld dat de partner van de eiser geen recht op bijstand had gedurende de eerste drie maanden van haar verblijf. De rechtbank oordeelde dat er geen ongelijke behandeling was ten opzichte van derdelanders en dat de eiser geen rechten kon ontlenen aan het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, met de conclusie dat hij slechts recht had op bijstand ter hoogte van 50% van de gehuwdennorm, gezien de status van zijn partner. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.