4.3.In artikel 18, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), is bepaald dat binnen de werkingssfeer van de verdragen en onverminderd de bijzondere bepalingen, daarin gesteld, elke discriminatie op grond van nationaliteit is verboden.
4.3.1.In artikel 20, eerste lid, van het VWEU is - voor zover hier van belang - bepaald dat een burger van de Unie is een ieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit.
4.3.2.Ingevolge artikel 21, eerste lid, van het VWEU, heeft iedere burger van de Unie het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de verdragen en bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. Uit artikel 21, eerste lid, van het VWEU vloeit voort dat het verblijfsrecht wordt aangenomen, indien en zo lang het onderzoek naar de beperkingen en voorwaarden, zoals onder meer vermeld in de Richtlijn, niet heeft uitgewezen dat daaraan niet wordt voldaan.
4.3.3.In artikel 6, eerste lid, van de Richtlijn 2004/38/EG (Richtlijn) is bepaald dat burgers van de Unie het recht hebben gedurende maximaal drie maanden op het grondgebied van een andere lidstaat te verblijven zonder andere voorwaarden of formaliteiten dan de verplichting in het bezit te zijn van een geldige identiteitskaart of geldig paspoort. Dit verblijfsrecht wordt ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Richtlijn behouden zolang de Unieburgers geen onredelijke belasting vormen voor het socialebijstandsstelsel van het gastland.
4.3.4.Uit het eerste lid van artikel 24 van de Richtlijn volgt dat iedere burger van de EU die op het grondgebied van een gastland verblijft in beginsel dezelfde behandeling geniet als de onderdaan van dat gastland. In het tweede lid van dat artikel zijn de uitzonderingen op dit beginsel opgenomen. Het gastland is niet verplicht een recht op sociale bijstand toe te kennen gedurende de eerste drie maanden van verblijf, of in voorkomend geval de in artikel 14, vierde lid, onder b, bedoelde langere periode, noch is het verplicht om vóór de verwerving van het duurzame verblijfsrecht steun voor levensonderhoud toe te kennen voor studies, inclusief beroepsopleiding, in de vorm van een studiebeurs of -lening, aan andere personen dan werknemers of zelfstandigen, of personen die deze status hebben behouden, en hun familieleden.
4.3.5.Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Richtlijn behouden burgers van de Unie en hun familieleden het verblijfsrecht volgens artikel 6 zolang zij geen onredelijke belasting vormen voor het socialebijstandsstelsel van het gastland.
Het derde lid van artikel 14 van de Richtlijn bepaalt dat een beroep van de burger van de Unie of zijn familieleden op het socialebijstandsstelsel van het gastland niet automatisch leidt tot een verwijderingsmaatregel.
Ingevolge artikel 14, vierde lid, aanhef en onder b, van de Richtlijn kan, in afwijking van de leden 1 en 2 en onverminderd het bepaalde in hoofdstuk VI, in geen geval een verwijderingsmaatregel ten aanzien van burgers van de Unie of hun familieleden worden genomen indien de burgers van de Unie het grondgebied van het gastland zijn binnengekomen om werk te zoeken. In dit geval kunnen zij niet worden verwijderd zolang zij kunnen bewijzen dat zij nog immer werk zoeken en een reële kans maken te worden aangesteld.
4.3.6.In artikel 11, eerste lid, van de PW is bepaald dat iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, recht heeft op bijstand van overheidswege. In het tweede lid is bepaald dat met de Nederlander, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld de hier te lande woonachtige vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), met uitzondering van de gevallen, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Richtlijn.
4.3.7.Ingevolge artikel 8, aanhef en onder e, van de Vw 2000 heeft de vreemdeling in Nederland rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zolang deze onderdaan verblijf houdt op grond van een regeling krachtens het VWEU dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.