ECLI:NL:RBZWB:2020:4509

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
AWB- 19_6630
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering en terugvordering bij schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking De Bevelanden. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.C.M. van der Mark, had beroep ingesteld tegen een besluit van De Bevelanden, waarin zijn uitkering op grond van de Participatiewet werd ingetrokken en de teveel verleende bijstand werd teruggevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat De Bevelanden in een besluit van 9 juli 2019 de uitkering van eiser had ingetrokken, en in een later besluit de bijstand had teruggevorderd. Eiser had in beroep aangevoerd dat hij niet in strijd met de inlichtingenplicht had gehandeld, omdat hij zijn inkomsten uit gokken had gemeld via zijn bewindvoerder. De rechtbank oordeelde echter dat eiser de inlichtingenplicht had geschonden door niet tijdig melding te maken van zijn gokactiviteiten, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering van de bijstand terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de verplichting van bijstandsontvangers om alle relevante feiten en omstandigheden tijdig te melden, en dat schending van deze verplichting kan leiden tot intrekking van de uitkering en terugvordering van eerder verstrekte bijstand.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6630 PW

uitspraak van 24 september 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , wonende te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark, advocaat te Goes
en
het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking De Bevelanden,verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 9 juli 2019 (primair besluit I) heeft De Bevelanden eisers uitkering ingevolge de Participatiewet ingetrokken.
In een besluit van 18 juli 2019 (primair besluit II) heeft De Bevelanden de verleende bijstand van eiser teruggevorderd.
In een besluit van 19 november 2019 (bestreden besluit) heeft De Bevelanden het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Bevelanden heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 10 augustus 2020.
Hierbij waren aanwezig eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en door [naam begeleider thuiszorg] , begeleider van [naam thuiszorg] . Als tolk was aanwezig mevrouw R.M. Jankovska.
Namens De Bevelanden was mr. S.M.C. Kooi aanwezig.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser ontving vanaf 8 december 2016 bijstand op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande.
Eisers bewindvoerder, [naam bewindvoerder] , heeft op 4 maart 2019 bij De Bevelanden gemeld dat eiser in de afgelopen periode diverse stortingen van contant geld op zijn rekening heeft gedaan.
Ten behoeve van onderzoek naar de rechtmatigheid van de aan eiser verstrekte bijstand, heeft De Bevelanden bankafschriften van eisers betaal- en spaarrekeningen opgevraagd over de periode van 4 juli 2017 tot en met 27 mei 2019. Op die afschriften waren vanaf
28 september 2017 gokactiviteiten zichtbaar. Het betreft gokactiviteiten online en bij casino’s.
Op 15 april 2019 heeft De Bevelanden van eisers begeleider [naam begeleider thuiszorg] een uitleg over de transacties op de bankrekening van eiser ontvangen. Eiser verklaarde dat hij incidenteel gokt op internet via een casino en dat winst uit gokken op zijn bankrekening komt.
Op 3 juni 2019 heeft eiser verklaard dat in de periode vanaf 1 mei 2018 € 1.000,- op zijn rekening is gestort door familie en vrienden en dat hij € 1.542,35 heeft gewonnen met gokken op internet.
Bij primair besluit I heeft De Bevelanden het recht van eiser op algemene bijstand ingetrokken met ingang van 1 mei 2019 en herzien over de periode van 28 september 2017 tot 1 mei 2019. De bijzondere bijstand van eiser is beëindigd met ingang van 1 juli 2019 en herzien over de periode van 28 september 2017 tot 1 juli 2019. Aangekondigd is dat de ten onrechte verstrekte bijstand van eiser zal worden teruggevorderd. De Bevelanden heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden. Eiser heeft gokactiviteiten waarvan de opbrengsten onbekend zijn. Daardoor kan het recht op bijstand niet vastgesteld worden.
Bij primair besluit II heeft De Bevelanden de kosten van de teveel verleende bijstand van eiser teruggevorderd. De hoogte van de vordering bedraagt € 24.213,69.
Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard, dit overeenkomstig het advies van de Bezwaarschriften- en klachtencommissie Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking De Bevelanden,
Het geschil
2. Partijen verschillen van mening over de vraag of de uitkering terecht is beëindigd en ingetrokken en of de teveel verleende bijstand correct is teruggevorderd.
De beroepsgronden
3. Eiser heeft in beroep, samengevat, aangevoerd, dat geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht. Eiser heeft namelijk uit eigen beweging, via zijn bewindvoerder [naam bewindvoerder] , aan De Bevelanden gemeld dat er sprake is van inkomsten uit gokken. Alle bankafschriften zijn overgelegd, met een nadere specificatie alsmede een nadere schriftelijke uitleg. Ook is ten onrechte geen rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. Eiser is de Nederlandse taal niet goed machtig, is laagopgeleid en staat onder bewind.
Hij heeft de financiële gegevens verstrekt aan de bewindvoerder. Hij had eerst uitgenodigd moeten worden om uitleg te geven over de transacties, als die niet duidelijk waren. Volgens eiser waren de inkomsten uit gokken geen inkomsten, want er werd ook verlies geleden en wat uiteindelijk binnen kwam was geen groot bedrag.
Eiser heeft verder aangevoerd dat in zijn geval ten onrechte niet is afgezien van terugvordering van de bijstand. Er heeft in zijn situatie geen kenbare individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsgevonden. De gevolgen van de terugvordering zijn een zeer grote schuldenlast.
Wettelijk kader
4. In artikel 11, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te raken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, recht heeft op bijstand van overheidswege.
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
Op grond van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet trekt het college een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet vordert het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid.
Op grond van het achtste lid van dit artikel kan, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
De beoordeling door de rechtbank
5. Het geschil heeft betrekking op de periode die begint op de datum met ingang waarvan het recht op uitkering is ingetrokken, 28 september 2017, en eindigt voor de algemene bijstand op 1 mei 2019 en voor de bijzondere bijstand op 1 juli 2019.
6. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste rechter in bijstandszaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), is
“gokken op zichzelf een bezigheid die gemeld moet worden, omdat uit de aard daarvan voortvloeit dat er inkomsten mee kunnen worden verworven. Betrokkene had het college hiervan op de hoogte moeten stellen, zodat het college kon onderzoeken of betrokkene inkomsten heeft verworven en, tot welk bedrag”(zie de uitspraak van 5 maart 2019, rechtsoverweging 3.4, ECLI:NL:CRVB:2019:703). Dit betekent dat eiser de inlichtingenplicht schond toen hij naliet om melding te maken op het moment van zijn gokactiviteiten. Dat de bewindvoerder later melding maakte van de stortingen op eisers rekening maakt dat niet anders.
7. Schending van de inlichtingenverplichting is een rechtsgrond om de bijstandsuitkering in te trekken wanneer door die schending niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre betrokkene in bijstandbehoevende omstandigheden heeft verkeerd. Betrokkene moet dan aannemelijk maken dat hij over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad, wanneer hij destijds wel aan de inlichtingen-verplichting zou hebben voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dat niet aannemelijk kunnen maken.
Daarvoor was namelijk een verifieerbaar overzicht nodig van de gokopbrengsten. Eiser heeft echter geen administratie bijgehouden.
Gelet op het voorgaande heeft De Bevelanden zich terecht op het standpunt gesteld dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
8. Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet is De Bevelanden verplicht tot terugvordering van ten onrechte verleende bijstand in geval van schending van de inlichtingenplicht, tenzij sprake is van dringende redenen.
9. Eiser voert aan dat persoonlijke omstandigheden dringende redenen vormen om af te zien van de terugvordering. Volgens opnieuw vaste rechtspraak van de CRvB (zoals bijvoorbeeld de uitspraak van 23 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1395) kunnen dringende redenen om van terugvordering af te zien slechts gelegen zijn in onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen van een terugvordering voor de betrokkene. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is.
De rechtbank is van oordeel dat dit in de situatie van eiser niet aan de orde is.

Conclusie

10. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond zal worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Azmi, griffier, op 24 september 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier* rechter
* De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.