ECLI:NL:RBZWB:2020:4269
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing rijbewijs en onderzoek rijgeschiktheid na ongeval
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiser had zijn rijbewijs geschorst gekregen na een eenzijdig ongeval op 22 mei 2019, waarbij hij tegen een vangrail was gereden. Het CBR had op basis van een melding van de politie en een proces-verbaal van bevindingen besloten dat er een vermoeden bestond van ongeschiktheid om te rijden, wat leidde tot de schorsing van het rijbewijs en de verplichting om mee te werken aan een onderzoek naar de rijgeschiktheid. Eiser voerde aan dat er geen medische grondslag was voor de schorsing en dat het CBR onzorgvuldig had gehandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het CBR op goede gronden het onderzoek naar de rijgeschiktheid heeft opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het vermoeden van ongeschiktheid gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden van het ongeval en het gedrag van eiser na het voorval. Eiser had geen spoedeisend belang bij de schorsing van het rijbewijs, omdat het CBR inmiddels had besloten tot teruggave van het rijbewijs. De rechtbank concludeerde dat het CBR verplicht was om het onderzoek naar de rijgeschiktheid op te leggen en dat de schorsing van het rijbewijs rechtmatig was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.