In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een verzoekster uit Tilburg, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had verzocht om nihilstelling van haar eigen bijdrage voor de voorziening 'Hulp aan Huis' en om restitutie van reeds betaalde bijdragen in 2019 op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college had eerder haar verzoek afgewezen in een primair besluit van 12 juni 2019 en het bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard in een bestreden besluit van 22 oktober 2019.
De rechtbank overweegt dat de voorziening 'Hulp aan Huis' door het college als een algemene voorziening is gekwalificeerd, waarvoor een eigen bijdrage kan worden gevraagd. Eiseres betwist deze kwalificatie en stelt dat het een maatwerkvoorziening betreft, waarvoor geen eigen bijdrage mag worden opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de eigen bijdrage conform de gemeentelijke regelgeving heeft opgelegd en dat eiseres geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het besluit van 6 november 2017, waarin de voorziening aan haar was toegekend.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit dat schadevergoeding rechtvaardigt. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, evenals het verzoek om proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.