ECLI:NL:RBZWB:2020:3895

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
AWB- 18_2766
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV

Op 19 augustus 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. F.R. Heijstek, en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 22 maart 2018, waarin haar Ziektewet-uitkering werd beëindigd per 2 januari 2018. De rechtbank heeft het beroep behandeld op een zitting op 17 oktober 2018, waar eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. Na het heropenen van het onderzoek heeft de rechtbank op 5 april 2019 verzekeringsarts J.T.J.A. Klijn benoemd als deskundige. Klijn heeft op 12 januari 2020 zijn rapport uitgebracht, waar beide partijen op hebben gereageerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, die eerder als telefoniste/receptioniste werkte, vanwege nek- en schouderklachten een ZW-uitkering ontving. Het UWV had haar hersteld verklaard en de uitkering beëindigd, wat eiseres betwistte. De rechtbank oordeelde dat de FML van 7 december 2017, die de belastbaarheid van eiseres vaststelde, niet juist was op het onderdeel reiken. Klijn concludeerde dat eiseres licht beperkt belastbaar was, maar in staat om 38 uur per week te werken. Eiseres was het hier niet mee eens en voerde aan dat haar medische beperkingen waren onderschat.

De rechtbank volgde het oordeel van de deskundige en oordeelde dat de medische rapportages voldoende onderbouwd waren. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat eiseres na de wijziging van de FML per 2 januari 2018 onverminderd geschikt was voor haar eigen werk. De rechtbank veroordeelde het UWV tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 2.100,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/2766 ZW

uitspraak van 19 augustus 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , wonende te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. F.R. Heijstek, werkzaam bij ZLM Rechtsbijstand te Goes ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 maart 2018 (bestreden besluit) van het UWV over haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Middelburg op 17 oktober 2018. Aanwezig waren eiseres en haar gemachtigde en voor het UWV [vertegenwoordiger UWV] .
Bij beslissing van 31 oktober 2018 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om een verzekeringsarts als deskundige onderzoek te laten verrichten.
Op 5 april 2019 heeft de rechtbank verzekeringsarts J.T.J.A. Klijn (Klijn) als deskundige benoemd, nadat een eerder benoemde deskundige de opdracht had teruggegeven.
Klijn heeft op 12 januari 2020 zijn op 31 december 2019 gedateerde rapport aan de rechtbank uitgebracht.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
Beide partijen hebben bij brieven van 10 februari 2020 op het deskundigenrapport gereageerd, waarna eiseres bij brief van 4 maart 2020 nog heeft gereageerd op de brief van het UWV van 10 februari 2020.
De rechtbank heeft het onderzoek op 13 juli 2020 gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als telefoniste/receptioniste. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege nekklachten. Bij einde wachttijd op 28 oktober 2014 werd een WIA-uitkering geweigerd omdat eiseres geschikt werd geacht voor gangbare arbeid. Sinds die tijd ontving eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
Op 1 april 2016 heeft eiseres zich vanuit de WW arbeidsongeschikt gemeld met toegenomen klachten, te weten rechter schouderklachten. Het UWV heeft eiseres een ZW-uitkering toegekend.
In het kader van de Eerstejaars Ziektewet beoordeling heeft het UWV vastgesteld dat eiseres niet geschikt was voor haar arbeid (de eerder in het kader van de WIA geduide functies) en dat onvoldoende andere geschikte functies konden worden gevonden waarmee eiseres meer dan 65% van het maatmanloon kon verdienen. Eiseres bleef daarom een ZW-uitkering ontvangen.
Vervolgens heeft een toetsing verbetering belastbaarheid tweede ziektejaar plaatsgevonden.
Bij besluit van 28 december 2017 (primair besluit) heeft het UWV eiseres hersteld verklaard en de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 2 januari 2018.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft
beëindigd per 2 januari 2018.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de ZW en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat één van de eerder geduide functies (in het kader van de WIA) als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt. Voor eiseres worden de functies machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122) en medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010) geschikt geacht.
5.
Medische beoordeling
5.1
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiseres verminderde benutbare mogelijkheden heeft. De gewijzigde belastbaarheid en de beperkingen zijn opgenomen in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 7 december 2017.
De verzekeringsarts b&b heeft de beschikbare medische gegevens, waaronder de door eiseres ingebrachte medische informatie bestudeerd. Tevens heeft hij eiseres gezien op de hoorzitting op 22 februari 2018 en aansluitend een medisch onderzoek verricht.
De verzekeringsarts b&b heeft op 21 maart 2018 gerapporteerd dat in de door de verzekeringsarts opgestelde FML voldoende rekening is gehouden met de beperkingen van de rechter schouder. De daarnaast bestaande (lastiger te objectiveren) klachten van fibromyalgie en restklachten na een flexie extensie letsel van de halswervelkolom vormen volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen dan zijn opgenomen in de FML. In zijn rapport heeft de verzekeringsarts b&b nader toegelicht dat fibromyalgie weliswaar gepaard gaat met spier- en gewrichtspijn maar dat er geen contra-indicatie is voor relatief normale belasting van het houdings- en bewegingsapparaat, noch dat er absolute bewegingsbeperkingen zijn. Bewegen is juist raadzaam en niet werken is anti-revaliderend.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV in beroep aangevoerd dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Het bestreden besluit is volgens eiseres onvoldoende onderbouwd. Eiseres heeft een expertise laten uitvoeren door verzekeringsarts Timmerhuis. Zij heeft op 17 april 2018 een rapport uitgebracht en komt daarin tot de conclusie dat nieuw onderzoek moet plaatsvinden naar de rechter schouder en naar de vraag of er een urenbeperking van toepassing is gelet op de fibromyalgie. Eiseres wijst er verder op dat beide FML’s van 31 maart 2017 en van 7 december 2017 volgens haar exact hetzelfde zijn. Onbegrijpelijk is dan dat de arbeidsdeskundigen tot verschillende conclusies komen. Enerzijds (in maart 2017) dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk en andere functies en anderzijds (in december 2017) dat zij geschikt is voor haar eigen werk (te weten één van de eerder geduide functies).
6.
Oordeel rechtbank over medische beroepsgronden
6.1
Zoals hierboven al is vermeld, heeft de rechtbank verzekeringsarts Klijn als deskundige benoemd. Klijn heeft eiseres onderzocht en gerapporteerd. Zijn conclusie is dat de FML van 7 december 2017 niet juist is op het onderdeel reiken (4.8 van de FML). Volgens Klijn moet eiseres op dit onderdeel als licht beperkt belastbaar worden beschouwd. Klijn kan instemmen met het standpunt van het UWV dat eiseres in staat is gedurende
38 uur per week te werken.
6.2
In reactie op het rapport van Klijn heeft het UWV zijn standpunt gewijzigd en de FML van 7 december 2017 aangepast op het onderdeel reiken.
6.3
Eiseres is het niet eens met de conclusie van Klijn dat zij in staat is 38 uur per week te werken. Eiseres wijst er in dat verband op dat Timmerhuis heeft aangegeven dat zij maximaal 4 tot 6 uur per dag zal kunnen werken omdat de belasting in huis ook bijdraagt aan haar pijnklachten. Verder wijst eiseres erop dat uit recent onderzoek is gebleken dat zij lijdt aan slaapapneu en dat zij voor de chronische vermoeidheid onder behandeling is gekomen bij een internist en een revalidatietraject volgt. Voor haar psychische klachten staat zij inmiddels ook onder behandeling bij Sta op Zorg . Al haar bestaande, nieuwe en toegenomen psychische klachten belemmeren eiseres in haar dagelijks functioneren.
6.4
Zoals volgt uit vaste rechtspraak van de hoogste rechter in ZW-zaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), geldt als uitgangspunt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt (zie voor een recent voorbeeld de uitspraak van
12 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1834). De motivering van de deskundige is naar het oordeel van de rechtbank voldoende overtuigend. Het uitgebrachte rapport geeft verder blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De door eiseres tegen dit rapport aangevoerde bezwaren vormen voor de rechtbank geen aanleiding om de conclusie van de deskundige niet te volgen. De recente medische gegevens hebben geen betrekking op de datum in geding en kunnen daarom niet bij de beoordeling worden betrokken. Op grond van eveneens vaste rechtspraak van de CRvB (zie o.a. de uitspraak van 19 juni 2019, ECLI:NL: CRVB:2019:2070) moeten het huishouden en de zorg voor minderjarige kinderen en de daaraan verbonden lasten bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling buiten beschouwing blijven.
Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid van eiseres die is neergelegd in de FML van 7 december 2017 met de wijziging op onderdeel 4.8. “Reiken is licht beperkt”.
7.
Arbeidsdeskundige beoordeling
7.1
Het arbeidskundig onderzoek is verricht door een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige bezwaar & beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV.
Zoals al is overwogen in onderdeel 4. van deze uitspraak wordt in het geval van eiseres onder “zijn arbeid” verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij de eerdere WIA-beoordeling.
De arbeidsdeskundige heeft, rekening houdend met de FML van 7 december 2017, voor eiseres de functies machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122) en medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010) geschikt geacht.
De arbeidsdeskundige b&b heeft op 22 maart 2018 gerapporteerd dat hij de conclusie van de arbeidsdeskundige volgt met de aanvulling dat hij ook de functie bestucker (Sbc-code 267050) voor eiseres geschikt vindt.
Rekening houdend met de in beroep gewijzigde FML op het aspect reiken, heeft de arbeidsdeskundige b&b onderzocht of eiseres nog geschikt is voor de door hem op 22 maart 2018 geduide functies. De arbeidsdeskundige b&b is in zijn rapport van 5 februari 2020 tot een bevestigende beantwoording van deze vraag gekomen.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. In hun rapportages hebben de arbeidsdeskundigen naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Daarbij heeft de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapport van 5 februari 2020 de functies nog eens extra tegen het licht gehouden in het kader van de op onderdeel 4.8 gewijzigde FML van 7 december 2017.
8.
Conclusie
Gelet op de in beroep gewijzigde FML zal het beroep gegrond worden verklaard en zal het bestreden besluit vernietigd worden. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten, omdat eiseres na de wijzing van de FML per 2 januari 2018 onverminderd geschikt is voor haar eigen werk, te weten één van de eerder geduide functies.
9.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
De rechtbank zal het UWV ook veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten zowel in bezwaar als in beroep. Die kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.100,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.100,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.B. Both, griffier, op 19 augustus 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier* rechter
* De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mee te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.