ECLI:NL:RBZWB:2020:3893
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake de toekenning van een WIA-uitkering aan een ex-werkneemster met arbeidsongeschiktheid
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 19 augustus 2020, staat de toekenning van een WIA-uitkering aan een ex-werkneemster centraal. De ex-werkneemster, die op 22 mei 2017 arbeidsongeschikt raakte, had een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Het UWV had in een eerder besluit van 4 april 2019 deze uitkering toegekend, maar in een daaropvolgend besluit van 25 juli 2019 werd het bezwaar van de werkgever tegen dit besluit ongegrond verklaard. De werkgever heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 8 juli 2020 werd het beroep besproken. De rechtbank constateerde dat er onduidelijkheid bestond over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van de ex-werkneemster. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende informatie was over de status van de behandeling van de ex-werkneemster per 20 mei 2019, de datum waarop de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid plaatsvond. De rechtbank besloot het UWV de gelegenheid te geven om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen door aanvullende informatie op te vragen bij de behandelend arts.
De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan en stelde een termijn van twaalf weken voor het UWV om het gebrek te herstellen. Indien het UWV geen gebruik maakt van deze mogelijkheid, dient dit binnen twee weken aan de rechtbank te worden meegedeeld. De rechtbank benadrukte dat zonder nadere informatie over de behandeling per 20 mei 2019, niet kan worden geoordeeld of er verbetering te verwachten is. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze tussenuitspraak.