Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- overtreding van artikel 3b en 3c van de Opiumwet op de locatie [adres 1] te Middelburg in de periode van 1 januari 2006 tot en met
- overtreding van artikel 3b en 3c van de Opiumwet op de locatie [adres 2] te Borsele in de periode van 1 april 2004 tot en met 4 februari 2008;
- diefstal van stroom op de locatie [adres 2] te Borsele in de periode van
2.Het standpunt van de officier van justitie
3.Het standpunt van de verdediging
heeft geprobeerd hennep te telen vanuit zaad. Hierdoor wijken de kweektijd en het rendement af van de uitgangspunten als genoemd in het onderzoeksrapport “wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht” van het BOOM april 2005 (hierna: het BOOM-rapport). Bij de berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel moet uit worden gegaan van twee kweken van ieder zestien weken met in totaal 180 planten. Omdat er geteeld is uit zaad, is er sprake geweest van uitval waardoor slechts 125 planten zijn geoogst. Hieruit volgt bij een berekening conform de uitgangspunten uit het BOOM-rapport een opbrengst van
€ 9.856,00. Hierop moet € 3.323,50 aan kosten in mindering te worden gebracht waardoor een voordeel van € 6.532,50 resteert. Dit bedrag zou vervolgens over twee medeplegers moeten worden verdeeld zodat aan betrokkene een bedrag van € 3.266,25 kan worden toegerekend. Hierop dient vervolgens de eerder genoemde matiging in verband met de overschrijding van de redelijke termijn nog plaats te vinden.
Indien de rechtbank een hoger bedrag toe zal wijzen dan € 4.169,00 dan bestaat er geen draagkracht bij betrokkene om dit bedrag te voldoen. Voor zover het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel hoger wordt geschat dan voormeld bedrag, wordt verzocht de betalingsverplichting vast te stellen op maximaal € 4.169,00.
4.Het oordeel van de rechtbank
1 april 2004 tot 4 februari 2008 hennep heeft geteeld. Zij sluit hiermee aan bij de door de rechtbank bewezenverklaarde periode. Het is niet aannemelijk geworden dat de periode waarin geteeld is af zou wijken van deze periode.
€ 6.014,70 per oogst.
€ 4,57 per plant, in totaal € 411,30 per oogst;
€ 18.614,40toegerekend aan betrokkene.
€ 4,49 per plant, in totaal € 2.159,69 per oogst;
€ 4,49 per plant, in totaal € 1.755,59 per oogst;
€ 169.097,71, aan betrokkene toegerekend.
€ 187.712,11.
€ 4.169,00 gesteld moet worden omdat de betrokkene het wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan terugbetalen, treft dan ook geen doel.
5.De wettelijke voorschriften
6.De beslissing
€ 187.712,11;
€ 140.784,00, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
360 dagen;
mr. W. Anker, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. van Eekelen en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 augustus 2020.