ECLI:NL:RBLIM:2017:10408
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 24 oktober 2017, is de verdachte beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige overschrijding van de redelijke termijn, die in overwegende mate te wijten is aan het handelen van het Openbaar Ministerie. De verdediging heeft aangevoerd dat deze overschrijding het verdedigingsbelang en het belang van waarheidsvinding heeft geschaad, waardoor de verdachte niet meer in staat is om een betekenisvolle verdediging te voeren. De officier van justitie erkende de overschrijding, maar stelde dat dit niet zou leiden tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank oordeelde echter dat de lange duur van de procedure, die bijna zeven jaar en negen maanden besloeg, de mogelijkheid voor de verdachte om zich adequaat te verdedigen ernstig heeft aangetast. De rechtbank concludeerde dat het strafvorderlijk belang bij verdere vervolging ontbreekt, en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige behandeling van strafzaken binnen een redelijke termijn, en de gevolgen van het niet naleven van deze termijn voor de rechtsgang.