In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen over de berekening van zijn huurtoeslag voor het jaar 2019. Het bestreden besluit, dat op 2 december 2019 is genomen, heeft betrekking op de toekenning van huurtoeslag en de inschrijving van een medebewoner in de basisregistratie personen (BRP). Eiser heeft zijn huurtoeslag aangevraagd, maar de Belastingdienst/Toeslagen heeft deze stopgezet per 1 april 2019, omdat eiser niet heeft gereageerd op een verzoek om een handtekening van de medebewoner. Eiser heeft aangevoerd dat hij de huur tot 5 juni 2019 heeft betaald en dat de medebewoner nooit feitelijk op het toeslagadres heeft gewoond.
Tijdens de zitting op 7 juli 2020 is eiser niet verschenen, maar de Belastingdienst/Toeslagen was vertegenwoordigd door mr. H.A. Siertsema. De rechtbank heeft overwogen dat de inschrijving in de BRP leidend is voor de beoordeling van de huurtoeslag. Eiser heeft een verklaring overgelegd van de medebewoner, maar deze werd niet ondersteund door objectieve bewijsstukken. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat de inschrijving in de BRP onjuist was en dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht het inkomen van de medebewoner heeft meegenomen bij de vaststelling van de huurtoeslag.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.