ECLI:NL:RBZWB:2020:3567

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
31 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4972
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsrecht wegens schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. Eiseres had een bijstandsuitkering ontvangen, maar deze werd door Orionis ingetrokken per 1 juni 2019 vanwege een vermeende schending van de inlichtingenplicht. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door Orionis. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 2001 een bijstandsuitkering ontving en dat Orionis een rechtmatigheidsonderzoek naar haar bijstandsrecht had ingesteld. Eiseres werd gevraagd om bankafschriften over een bepaalde periode te overleggen, maar heeft niet alle gevraagde documenten tijdig ingeleverd. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar persoonlijke omstandigheden en problemen met het gebruik van computers, overwogen, maar oordeelde dat deze niet voldoende waren om de intrekking van de bijstandsuitkering te rechtvaardigen.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet tijdig de benodigde informatie had verstrekt, waardoor Orionis bevoegd was om het recht op bijstand in te trekken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4972 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] te [plaatsnaam], eiseres,

en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 25 juni 2019 (primair besluit) heeft Orionis het recht op bijstand van eiseres ingetrokken vanaf 1 juni 2019 vanwege schending van de inlichtingenplicht.
In het besluit van 9 september 2019 (bestreden besluit) heeft Orionis het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Orionis heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Middelburg op 19 juni 2020.
Hierbij waren aanwezig eiseres en namens Orionis [vertegenwoordiger Orionis].

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres ontving sinds 2001 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande.
Orionis is een rechtmatigheidsonderzoek gestart naar het recht op bijstand van eiseres. In het kader van het onderzoek is aan eiseres bij brief van 13 mei 2019 gevraagd de volgende gegevens in te leveren: volledige bankafschriften over de periode 13 februari 2019 tot en met 13 mei 2019 (voorzien van datum, volgnummer, saldo, omschrijving en bedragen).
Op 3 juni heeft eiseres bankafschriften overgelegd van haar ING-rekening over de periode van 29 januari tot 4 april 2019.
Bij besluit van 5 juni 2019 heeft Orionis de uitkering van eiseres opgeschort vanaf 1 juni 2019 en is eiseres gevraagd haar verzuim te herstellen voor 14 juni 2019.
Op 7 juni heeft eiseres bankafschriften overgelegd van haar ING-rekening over de periode van 30 april tot 30 mei 2019.
Omdat nog altijd een deel van de verzochte stukken ontbraken, heeft Orionis in het primaire besluit het recht op bijstand van eiseres ingetrokken vanaf de opschortingsdatum van 1 juni 2019.
2.
Geschil
In geschil is de vraag of Orionis het recht op bijstand van eiseres heeft kunnen intrekken vanaf 1 juni 2019.
3.
Beroepsgronden
Eiseres stelt dat het haar niet kan worden verweten dat zij de inlichtingenverplichting heeft geschonden, omdat zij de afschriften van haar ING-rekening altijd pas laat ontvangt van de bank, zij niet goed is in het gebruik van computers en dat op haar ABN Amro-rekening alleen een negatief saldo en een opgezegde reisverzekering stond. In dit kader stelt eiseres verder dat Orionis rekening had moeten houden met het overlijden van haar dochter, omdat zij hierdoor niet alles alleen aankon.
4.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 54, eerste lid, van de Participatiewet kan het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten, indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent:
a. vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of
b. vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.
Op grond van het tweede lid doet het college mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigt hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.
Op grond van het vierde lid kan het college, als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.
5.
Beoordeling
5.1
Ter beoordeling ligt slechts voor de intrekking na opschorting, zoals is opgenomen in het primaire besluit en gehandhaafd in het bestreden besluit. Eiseres heeft namelijk tegen het opschortingsbesluit van 5 juni 2019 geen bezwaar gemaakt.
5.2
Bij de beantwoording van de vraag of het college bevoegd was om, na opschorting, het recht op bijstand van eiseres in te trekken, moet volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) worden beoordeeld of de betrokkene heeft verzuimd binnen de daartoe gestelde termijn de bij het opschortingsbesluit gevraagde gegevens of gevorderde bewijsstukken te verstrekken (zie de uitspraak van de CRvB van 14 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1017). Indien dat het geval is, moet vervolgens worden nagegaan of de betrokkene hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Die verwijtbaarheid kan ontbreken wanneer het gaat om gegevens of gevorderde bewijsstukken, die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of om gegevens, waarover de betrokkene niet binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs heeft kunnen beschikken.
5.2.1
Vaststaat dat eiseres de bij het opschortingsbesluit gevraagde bankafschriften niet compleet binnen de gegeven hersteltermijn heeft verstrekt. De bankafschriften van de ING-rekening ontbraken over de periode van 5 april tot 29 april 2019 en de bankafschriften van de ABN Amro rekening ontbraken over de gehele gevraagde periode. Eiseres heeft door het niet inleveren van de gevraagde bankafschriften geen inzicht gegeven in haar financiële situatie, waardoor haar recht op bijstand in de te beoordelen periode niet kan worden vastgesteld. Eiseres stelt dat dit haar niet kan worden verweten. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat zij de ING-bankafschriften niet tijdig kon verstrekken, omdat zij de afschriften altijd laat van ING ontvangt, dat op haar ABN Amro-rekening enkel een negatief saldo en een opgezegde reisverzekering stond, dat zij is aangewezen op anderen voor het gebruik van een computer en dat rekening moet worden gehouden met de impact die het overlijden van haar dochter op haar heeft. Eiseres heeft de ontbrekende gegevens tijdens de bezwaarprocedure verstrekt.
5.2.2
Volgens vaste rechtspraak (zie de uitspraak van de CRvB van 27 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2210) komt er bij de beoordeling van een besluit tot intrekking van bijstand na en in verband met de opschorting van het recht daartoe in beginsel geen betekenis toe aan gegevens of stukken die tijdens de bezwaarfase alsnog zijn verstrekt. Van dat uitgangspunt kan worden afgeweken indien eiseres aannemelijk maakt dat het gaat om gegevens of stukken die zij redelijkerwijs niet binnen de gegeven hersteltermijn heeft kunnen verstrekken. Dat is hier niet het geval. Haar stelling dat zij de bankafschriften van de ING altijd laat ontvangt en zij die daardoor niet op tijd kon inleveren, rijmt niet met het feit dat zij de afschriften van 30 april tot 30 mei wel tijdig op 7 juni heeft ingeleverd, maar niet de afschriften van 5 april tot 29 april. Eiseres had hulp kunnen inschakelen bij het computergebruik en had Orionis kunnen vragen om verlenging van de hersteltermijn. Ook de door eiseres aangevoerde persoonlijke omstandigheden kunnen, hoe vervelend haar situatie ook is, niet leiden tot een ander oordeel. Ten slotte vormt het feit dat op de afschriften van de ABN Amro-rekening enkel een negatief saldo voorkwam geen reden om deze niet over te leggen.
5.3
De gronden van eiseres slagen niet.
6.
Conclusie
Het beroep is ongegrond.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 31 juli 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.