ECLI:NL:RBZWB:2020:3527

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
20/7016
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bijzondere bijstand voor arbeidsmedisch expertiserapport in bezwaarprocedure tegen SVB

Op 14 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 juni 2020, waarin haar verzoek om bijzondere bijstand voor de kosten van een arbeidsmedisch expertiserapport werd afgewezen. In het verzoek om een voorlopige voorziening stelde verzoekster dat een extern en onafhankelijk arbeidsmedisch expertiserapport noodzakelijk was voor het succesvol voeren van de bezwaarprocedure bij de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Verzoekster voerde aan dat er sprake was van schending van het beginsel van equality of arms en niet-toelaatbare discriminatie, omdat andere gemeenten wel bijzondere bijstand toekennen voor dergelijke rapporten.

De voorzieningenrechter oordeelde dat, ondanks de verwijzing naar het Koroseç-arrest en het rapport van Jim Faas, de kosten voor een deskundigenadvies niet noodzakelijk zijn. De rechter benadrukte dat het aan de rechter in de hoofdzaak is om eventuele onevenwichtigheid in de bewijspositie weg te nemen en dat de kosten voor een contra-expertise in beginsel geen bijzondere bijstand rechtvaardigen. Bovendien werd opgemerkt dat het recht op een gratis second opinion in de Arbowet niet van toepassing is op de situatie van verzoekster, die betreft de beoordeling van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Anw.

Uiteindelijk leidde dit alles tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter gaf aan dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling en dat de uitspraak een voorlopig karakter heeft, zonder dat dit bindend is voor een eventuele bodemprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 20/7016 VV

uitspraak van 14 juli 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], wonende te [woonplaats verzoekster], verzoekster,

gemachtigde: mr. F. Sarrari, advocaat te Bergen op Zoom,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur,verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 juni 2020 (bestreden besluit) van het college inzake de afwijzing van het verzoek om bijzondere bijstand. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoekster heeft een aanvraag gedaan voor bijzondere bijstand voor de kosten van een arbeidsmedisch expertiserapport in een bezwaarprocedure tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) inzake haar aanspraken op een nabestaandenuitkering (Anw).
Met het besluit van 10 juni 2020 is dit verzoek afgewezen.
2. Verzoekster heeft, samengevat, aangevoerd dat een extern en onafhankelijk arbeidsmedisch expertiserapport noodzakelijk is voor het succesvol voeren van de bezwaarprocedure bij de Svb. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst verzoekster naar een promotieonderzoek van Jim Faas. Uit het Koroseç-arrest volgt dat aan een belanghebbende het recht toekomt om een arbeidsmedische expert in te schakelen.
Bij schending van de toegankelijkheid daarvan is er sprake van een schending van het beginsel equality of arms. Verzoekster is verder van mening dat er sprake is van een niet-toelaatbare discriminatie omdat werknemers ingevolge de Arbowet recht hebben op een second opinion bij verschil van mening met de bedrijfsarts. Ook is er volgens verzoekster sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat andere gemeentes wel bijzondere bijstand toekennen voor een arbeidsmedisch expertiserapport. Verder heeft verzoekster nog opgemerkt dat bij een succesvolle procedure voorkomen wordt dat zij aangewezen wordt op een bijstandsuitkering en dat zij bij een gegrond bezwaar de kosten van de expertise terugkrijgt. Zij zal dit dan terugbetalen aan het college. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht te bepalen dat het college een voorschot van € 1.905,75 moet toekennen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Bij het nemen van een beslissing op een verzoek om een voorlopige voorziening speelt een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol. Daarbij zal de vraag of er een redelijke mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de aangevallen beslissing niet in stand kan blijven, moeten worden beantwoord.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. Verzoekster heeft de spoedeisendheid van haar verzoek nader onderbouwd met stukken. Hoewel er nog enige twijfel over de spoed is, zal de voorzieningenrechter het voordeel van de twijfel aan verzoekster geven. Het verzoek zal daarom inhoudelijk worden behandeld.
5. De voorzieningenrechter komt tot het volgende oordeel.
6. Het is ondanks de Koroseç-uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) nog steeds vaste rechtspraak dat kosten voor een deskundigenadvies niet noodzakelijk zijn. De voorzieningenrechter verwijst als voorbeeld naar een uitspraak van de CRvB van
23 april 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:1450). In die uitspraak is tevens overwogen dat het aan de rechter in de desbetreffende procedure over de mate van arbeidsongeschiktheid is om eventuele onevenwichtigheid in de bewijspositie van de betrokkene weg te nemen. Hieruit volgt dat indien betrokkene zelf een (medisch) deskundige inschakelt, de kosten daarvan in beginsel niet als noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de PW kunnen worden aangemerkt. Het laten verrichten van een contra-expertise betreft dan een eigen afweging, waarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand kan worden verleend.
De verwijzing van verzoekers naar het rapport van Jim Faas en het Koroseç-arrest kan daarom niet slagen. Dat met een succesvol bezwaar in de Anw-zaak wordt voorkomen dat verzoekster een beroep moeten doen op een bijstandsuitkering maakt dit niet anders.
7. Het in de Arbowet opgenomen recht voor werknemers om een gratis second opinion aan te vragen ziet op de eerste twee jaren van ziekte en niet op de situatie dat er sprake is van een beoordeling over de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Anw. Omdat het hier om andere arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen gaat, is alleen daarom al geen sprake van discriminatie.
8. Het gegeven tot slot dat andere gemeentes wel bijzondere bijstand verlenen voor een deskundigenadvies betekent niet dat er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. De CRvB heeft al vaker geoordeeld dat beleid van een bepaalde gemeente niet toegepast hoeft te worden in een andere gemeente. De Participatiewet voorziet immers in gedecentraliseerde uitvoering. De mogelijkheid van verschillende uitvoering per gemeente is daarmee gegeven (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2018:2238).
9. Het bovenstaande leidt ertoe dat het verzoek zal worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 14 juli 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak is geen (hoger) beroep mogelijk.