ECLI:NL:RBZWB:2020:3216

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 19_1932
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een persoonsgebonden budget voor begeleiding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2020, wordt het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd voor begeleiding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout had in een eerder besluit het pgb voor begeleiding vastgesteld op 15 uur per week, wat eiser als onvoldoende beschouwde. Eiser stelde dat hij recht had op 24 uur begeleiding per dag, en voerde aan dat het college zich ten onrechte had gebaseerd op een medisch advies van verzekeringsarts Gerritze van Stichting SAP, dat volgens hem niet voldoende was om zijn zorgvraag te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat het college niet de vereiste zorgvuldigheid had betracht bij het vaststellen van het aantal uren begeleiding en dat het bestreden besluit ondeugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiser recht heeft op een pgb van 35 uur begeleiding per week, met een bijbehorend uurtarief. Tevens wordt het college veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/1932 WMO15

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. R. Kaya,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout(het college), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 26 november 2018 (primair besluit) heeft het college aan eiser op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend voor begeleiding voor 15 uur per week over de periode van 1 december 2018 tot en met 30 november 2019.
In het besluit van 11 april 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaarschrift van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Met instemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Partijen zijn daarbij in de gelegenheid gesteld een nadere schriftelijke onderbouwing van hun standpunt in te dienen. Na ontvangst hiervan heeft de rechtbank het onderzoek gesloten op 9 juni 2020.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1975. Hij heeft een blijvende en langzaam progressieve psychiatrische aandoening (schizofrenie dan wel een schizo-affectieve stoornis), waardoor hij kampt met psychoses en depressies. Eiser wordt volledig begeleid door zijn echtgenote.
Het college heeft bij besluiten van 3 april 2017 en 6 februari 2018 aan eiser over de periode van 20 maart 2017 tot en met 31 augustus 2018 begeleiding toegekend op grond van de Wmo voor 35 uur per week (5 uur per dag), in de vorm van een pgb. In het besluit van 24 juli 2018 is deze begeleiding met 3 maanden verlengd tot en met 30 november 2018.
In het primaire besluit heeft het college aan eiser over de periode van 1 december 2018 tot en met 30 november 2019 begeleiding toegekend op grond van de Wmo voor 15 uur per week, in de vorm van een pgb. Gelet op het grote verschil tussen de vorige indicatie van 35 uur per week en de nu toegekende 15 uur per week heeft het college besloten een overgangsperiode te hanteren met een stapsgewijze afbouw. Het pgb bedraagt € 3.641,40 per vier weken (35 uur per week) en wordt stapsgewijs afgebouwd tot € 1.560,60 per vier weken (15 uur per week).
Standpunt van eiser
2. Eiser stelt dat het college het aantal aan hem toegekende uren aan begeleiding ten onrechte heeft verlaagd naar 15, en dat hij structureel is aangewezen op 24 uur begeleiding per dag. Volgens eiser is het onderzoek van verzekeringsarts Gerritze van Stichting SAP (SAP) onvoldoende om vast te kunnen stellen of het aan hem toegekende pgb toereikend is, waardoor het college zich hier niet op mocht baseren. Hij voert daartoe aan dat Gerritze ten onrechte de CIZ-Indicatiewijzer 2014 (versie 7.1 juli 2014) heeft gehanteerd bij de vaststelling van het aantal benodigde uren aan begeleiding, en het aantal uren waarbij sprake is van gebruikelijke zorg. Eiser beroept zich hierbij op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819. Eiser stelt verder dat het aspect maatschappelijke participatie ten onrechte niet is meegenomen bij het vaststellen van zijn zorgvraag, en dat zijn financiële taken ten onrechte volledig zijn aangemerkt als gebruikelijke zorg. Hij voert ten slotte aan dat het college onbevoegd is om het tarief van het pgb vast te stellen, waarbij hij wijst op een uitspraak van de CRvB van 17 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1803.
Relevante regelgeving
3. De rechtbank verwijst voor de relevante wet- en regelgeving naar de bijlage die is gehecht aan deze uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
4. Ter beoordeling ligt aan de rechtbank voor of het college op goede gronden aan eiser over de periode van 1 december 2018 tot en met 30 november 2019 begeleiding heeft toegekend voor 15 uur per week in de vorm van een pgb, en of het college de hoogte van het toegekende pgb rechtmatig heeft vastgesteld.
Procesbelang
5. Het bestreden besluit heeft betrekking op een periode die inmiddels is verstreken. De rechtbank ziet zich daarom ambtshalve voor de vraag gesteld of sprake is van voldoende procesbelang. Het college heeft niet betwist dat eisers echtgenote in de betrokken periode daadwerkelijk ondersteuning (in de vorm van begeleiding) heeft verleend aan eiser, en dat hiervoor betaling kan worden verlangd. Eiser wil voor de ontvangen ondersteuning een hoger pgb dan aan hem is toegekend. Omdat het hierbij gaat om een financiële aanspraak, heeft eiser (nog altijd) belang bij een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit. De rechtbank acht het procesbelang daarom aanwezig.
Stappenplan
6. De rechtbank stelt voorop dat de CRvB in de uitspraak van 21 maart 2018, ECLI: NL:CRVB:2018:819, het volgende heeft overwogen over de door het college te volgen stappen in het kader van een te nemen besluit over maatschappelijke ondersteuning:
"Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015 vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Dit brengt met zich dat wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Eerst wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving. Uit artikel 2.3.2, vierde lid, aanhef en onder b, c en f, van de Wmo 2015 in samenhang met het derde en vierde lid van artikel 2.3.5 vloeit voort dat het onderzoek er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken".
Medisch onderzoek van SAP
7. Het bestreden besluit is gebaseerd op een medisch advies van verzekeringsarts Gerritze van SAP van 5 juli 2018, en nadere adviezen van 10 juli 2018 en 17 januari 2019. In het advies van 5 juli 2018 is opgenomen dat Gerritze eisers dossier heeft bestudeerd. Verder heeft zij eiser in het bijzijn van zijn echtgenote gezien op het spreekuur op 27 juni 2018, waarbij eiser oriënterend psychisch is onderzocht. Gerritze stelt aan de hand van de zelfredzaamheidsmatrix dat eiser in aanmerking komt voor begeleiding bij de aspecten financiële taken, dagbesteding, geestelijke gezondheid, activiteiten van het dagelijks leven en sociaal netwerk. Met uitzondering van de financiële taken overstijgt de vereiste begeleiding deels de gebruikelijke zorg. De taken die deze zorg overstijgen betreffen het ondersteunen bij praktische vaardigenheden of handelingen ten behoeve van de zelfredzaamheid, met als doel het in stand houden van de zelfredzaamheid door instructies, het stimuleren van de dagelijkse routine en hulp bij het nakomen van afspraken en dergelijke. Er is geen sprake van een vorm van oefenen of training als doel van de begeleiding. Het doel is meer het zoveel mogelijk in stand houden van de zelfredzaamheid door middel van instructies. Volgens Gerritze is conform de CIZ-regels klasse 5 aan de orde, wat neerkomt op 10 tot 12,9 uur aan begeleiding per week. Gerritze stelt dat ook een indicatie kan worden gesteld voor fysieke persoonlijke verzorging. Op basis van CIZ-regels op dit punt stelt zij dat eiser in aanmerking komt voor een uur begeleiding voor het aanreiken van medicatie en de controle op het innemen, en een uur begeleiding voor het uitvoeren van activiteiten van verschillende aard als instructies niet volstaan. In totaal bedraagt de individuele begeleiding hiermee 12 tot 14,9 uur per week. Gerritze schat de totaal benodigde zorg in op ongeveer 1½ keer de geïndiceerde individuele begeleiding, derhalve 18 tot 22,4 uur. Zij schat de gebruikelijke zorg daarmee op 6 tot 7,5 uur per week (18 tot 22,4 uur minus 12 tot 14,9 uur). Volgens Gerritze is sprake van gebruikelijke zorg op alle onderdelen van de vereiste begeleiding, waarbij zij verwijst naar het 'protocol gebruikelijke zorg'.
Heeft het college het stappenplan gevolgd?
8. Uit de adviezen van SAP en de besluitvorming van het college kan de rechtbank niet afleiden dat het college het door de CRvB uiteengezette stappenplan heeft gevolgd. In het advies van Gerritze van 5 juli 2018 is weliswaar weergegeven op welke terreinen eiser begeleiding nodig heeft, maar niet blijkt dat het college de omvang van eisers volledige ondersteuningsbehoefte in kaart heeft gebracht, nu een geconcretiseerd overzicht hiervan per afzonderlijke hulpvraag (in uren, intensiteit en frequentie) ontbreekt. Daarnaast blijkt onvoldoende hoe eisers ondersteuningsbehoefte is vertaald naar het aantal uren aan benodigde begeleiding. Er is enkel een totaal aantal uren aan toe te kennen begeleiding vastgesteld, op basis van normtijden in de CIZ-indicatiewijzer uit 2014. Van het college mag echter worden verwacht dat hij aan de hand van objectieve criteria inzichtelijk maakt hoe hij de benodigde behoefte aan ondersteuning heeft vertaald naar het aantal toegekende uren aan begeleiding. Pas dan kan worden beoordeeld of het toegekende pgb een passende bijdrage levert aan eisers zelfredzaamheid. Op dit moment is onduidelijk wat de aard en inhoud is van de begeleidingsuren die in het toegekende pgb besloten liggen.
Het college heeft ook ten onrechte niet geconcretiseerd welke begeleidingstaken vallen onder gebruikelijk hulp, en niet gespecificeerd om hoeveel tijd het daarbij gaat, terwijl dit noodzakelijk is om te kunnen bepalen of sprake is van bovengebruikelijke hulp. Evenmin is een zorgvuldige afweging gemaakt waarbij rekening is gehouden met de noodzaak tot ondersteuning en eisers specifieke omstandigheden, waaronder zijn persoonskenmerken en zijn gezinssituatie. Uit de stukken blijkt ook niet van een bespreking met eiser en zijn echtgenote van wat in dit geval met inachtneming van alle feiten en omstandigheden redelijk is (vgl. de uitspraak van de CRvB van 10 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3243). In plaats daarvan is enkel het totale aantal uren aan gebruikelijke zorg vastgesteld, op basis van een algemene schatting. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, en ondeugdelijk is gemotiveerd.
Hoogte van het pgb
9. De CRvB heeft – onder meer – in zijn uitspraak van 21 maart 2018, ECLI:NL: CRVB:2018:817, overwogen dat uit artikel 2.1.3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wmo 2015, in verbinding met artikel 2.3.6, vierde lid, van de Wmo 2015, volgt dat in de door de gemeenteraad vastgestelde verordening moet zijn bepaald onder welke voorwaarden uit het pgb diensten ingekocht kunnen worden bij personen die tot het sociale netwerk behoren en op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld. De CRvB heeft verder geoordeeld dat de essentialia van het voorzieningenpakket in de verordening moeten worden vastgelegd, dat de tariefsdifferentiatie hiertoe behoort en dat dit betekent dat in een gemeentelijke verordening niet kan worden bepaald dat het college nadere regels kan stellen over de hoogte van het pgb. Het college is daartoe niet bevoegd, nu artikel 2.1.3, tweede lid, van de Wmo 2015, in verbinding met artikel 2.3.6, vierde lid, van de Wmo 2015, daarvoor geen grondslag biedt. Dit heeft in de aangehaalde uitspraak geleid tot het oordeel dat een uitvoeringsbesluit van het college onverbindend is, voor zover op basis daarvan aanspraak bestaat op een pgb met een lager tarief dan 100% van het uurtarief.
10. Niet in geschil is dat in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout 2017 ten onrechte is bepaald dat het college nadere regels stelt over de berekeningswijze van pgb's, zoals het college ook heeft gedaan in het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout 2017. Het college heeft erop gewezen dat dit gebrek is hersteld in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout 2019, die aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd. De rechtbank constateert dat hierin weliswaar niet meer is bepaald dat het college nadere regels kan stellen over de hoogte van het pgb, maar dit heeft het college wel gedaan door het vaststellen van artikel 3.2.4 van het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout 2019. Daarin zijn immers de pgb-tarieven opgenomen voor begeleiding per 1 januari 2019, waarbij de tarieven voor informele begeleiding (in de categorieën licht, midden en zwaar) zijn vastgesteld op 60% van de tarieven voor formele begeleiding. De genoemde bepaling is daarom in zoverre onverbindend. Gelet hierop heeft het college in het uitvoeringsbesluit uit 2019, net zo min als in het uitvoeringsbesluit uit 2017, grondslag kunnen vinden voor het hanteren van een lager uurtarief voor informele begeleiding. Het bestreden besluit is in zoverre ook genomen in strijd met de wet.
Conclusie
11. Het beroep wordt gegrond verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank komt niet toe aan een bespreking van eisers overige beroepsgronden.
Zelf in de zaak voorzien
12. In de ernst en het voortdurende karakter van eisers situatie, en de gevolgen hiervan voor eisers echtgenote – die naast de ondersteuning van eiser ook voorziet in de zorg voor 5 minderjarige kinderen – ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien als bedoeld in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal het primaire besluit herroepen en bepalen dat eiser over de periode van 1 december 2018 tot en met 30 november 2019 recht heeft op een pgb gebaseerd op 35 uur begeleiding per week. Hiermee wordt aangesloten bij het laatste niet in geschil zijnde aantal uren aan begeleiding. Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb hanteert de rechtbank voor de maand december van 2018 een uurtarief van € 42,50 (het tarief voor formele begeleiding in de categorie 'zwaar' tot 1 januari 2019, zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout 2017). Voor het jaar 2019 wordt een uurtarief gehanteerd van € 44,82 (het tarief voor formele begeleiding in de categorie 'zwaar' per 1 januari 2019, zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout 2019). Dit betekent dat eiser recht heeft op een pgb van € 87.522,40 (35 uur x 4 weken x uurtarief van € 42,50 + 35 uur x 52 weken x uurtarief van € 44,82). De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Het voorgaande leidt ertoe dat een nabetaling aan eiser moet plaatsvinden over de periode in geding.
Griffierecht
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Proceskosten
14. De rechtbank veroordeelt het college in de door eiser gemaakte proceskosten in zowel bezwaar als beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.575,- (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting in bezwaar en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiser over de periode van 1 december 2018 tot en met 30 november 2019 recht heeft op een pgb ter hoogte van € 87.522,40;
-bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
-draagt het college op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;
-veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.575,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Skalonjic, voorzitter, en mr. P.H.J.G. Römers en mr. M.Z.B. Sterk, leden, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier op 21 juli 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
BIJLAGE: RELEVANTE WET- EN REGELGEVING

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Artikel 1.1.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
begeleiding: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven;
-
gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
-
maatschappelijke ondersteuning:
1°.bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,
2°.ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,
3°.bieden van beschermd wonen en opvang;
-
maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen: 1°.ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,
2°.ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,
3°.ten behoeve van beschermd wonen en opvang;
-
mantelzorg:hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;
-
participatie: deelnemen aan het maatschappelijke verkeer;
-
zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.
Artikel 1.2.1
Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie.
Artikel 2.3.1
Het college draagt er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.2
4. Het college onderzoekt:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
f. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
g. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4, verschuldigd zal zijn.
Artikel 2.3.5
3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
4. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Artikel 2.3.6
1. Indien de cliënt dit wenst, verstrekt het college hem een persoonsgebonden budget dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout 2017

Artikel 6
1. De hoogte van een pgb:
a. wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;
b. is toereikend voor het aanschaffen en eventueel onderhouden en verzekeren van de goedkoopst adequate voorziening, en
c. bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.
2. Een persoonsgebonden budget voor een voorziening ten behoeve van de zelfredzaamheid en/of participatie dient binnen drie maanden na toekenning te zijn besteed om de ingezette voorziening te bekostigen.
3. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de berekeningswijze van pgb’s. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van zorg en ondersteuning.
4. Een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan ondersteuning of diensten betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk. Deze persoon krijgt een lager tarief betaald voor zijn ondersteuning dan door de gemeente gecontracteerde aanbieders.
5. Tussenpersonen of belangenbehartigers worden niet uit het pgb betaald.

Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout 2017

4.4
Hoogte pgb
Tarieven pgb voor wat betreft begeleiding per 1 januari 2017:
Het tarief voor een pgb voor formele (professionele) ondersteuning:
  • is gebaseerd op het te bereiken resultaat;
  • is toereikend om effectieve en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen;
Het tarief voor een pgb voor (informele) ondersteuning door een persoon uit het sociale netwerk, bedraagt 60% van het van toepassing zijnde tarief voor de zorg in natura bedraagt voor begeleiding ten hoogste het van toepassing zijnde tarief voor de zorg in natura. De ondersteuning wordt in drie categorieën toegekend: licht, midden en zwaar.
Bij toekenning van een pgb in een lopende periode, wordt het periode bedrag naar rato berekend.

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout 2019

Artikel 6
1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.
2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.
3. De hoogte van een pgb:
a. wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;
b. wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede maatwerkvoorzieningen van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en
c. bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.
4. De hoogte van een pgb wordt vastgesteld voor:
a. een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel, woonvoorziening, vervoersvoorziening: op basis van de kostprijs van de voorziening die de cliënt zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten;
b. een maatwerkvoorziening in de vorm van huishoudelijke hulp:
○ Formeel (ondersteuning door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder, of zzp-er niet zijnde een familielid in de eerste of tweede graad en die ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel): op basis van het toepasselijke tarief per uur dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder (ZIN-tarief) minus een percentage voor werkgeverslasten.
○ Informeel (ondersteuning door een persoon uit het sociale netwerk - familie of anderen waar een sociale relatie mee bestaat): op basis van het tarief voor formele ondersteuning minus een percentage voor overhead en indirecte kosten;
c. een maatwerkvoorziening in de vorm begeleiding:
○ Formeel (ondersteuning door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder, of zzp-er niet zijnde een familielid in de eerste of tweede graad en die òf is opgenomen in het BIG-register (Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) òf staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als zorgverlener): op basis van het toepasselijke tarief per klasse dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder (ZIN-tarief) minus een percentage voor werkgeverslasten. De ondersteuning wordt in vier klassen toegekend: waakvlam, licht, midden en zwaar;
○ Informeel (ondersteuning door een persoon uit het sociale netwerk – familie of anderen waarmee een sociale relatie bestaat): op basis van het tarief voor formele ondersteuning minus een percentage voor overhead en indirecte kosten.
5. Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt voor informele ondersteuning mag dit budget niet aanwenden om tussenpersonen of belangenbehartigers te betalen.

Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout 2019

3.2.4 Hoogte pgb
Tarieven voor begeleiding per 1 januari 2019:
Bij toekenning van een pgb in een lopende periode, wordt het periode bedrag naar rato berekend.
* pgb formeel (= ZIN-tarief voor betreffende categorie)
- is gebaseerd op het te bereiken resultaat;
- is toereikend om effectieve en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen.
* pgb informeel (= 60% van het ZIN-tarief)