ECLI:NL:RBZWB:2020:3010

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4003
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor bewindvoerderskosten en niet-ontvankelijk verklaring bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die onder beschermingsbewind is gesteld, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor bewindvoerderskosten, welke door het college in twee primaire besluiten (van 25 januari en 13 maart 2019) werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van eiseres tegen deze besluiten niet-ontvankelijk in het bestreden besluit van 25 juni 2019. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand niet met terugwerkende kracht kan verlenen, omdat er al een lopende toekenning van bijzondere bijstand was voor de periode van 12 juli 2018 tot en met 11 juli 2019. Eiseres had in een verklaring aangegeven haar bezwaarschrift te willen intrekken, mits haar proceskosten vergoed zouden worden. Het college heeft echter het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang zou zijn.

De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang had bij het indienen van het bezwaar, omdat de bijzondere bijstand al was toegekend en het college had toegezegd tot uitbetaling over te gaan. De rechtbank concludeert dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4003 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. C. van der Ent,
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 25 januari 2019 (primaire besluit I) en het herziene besluit van 13 maart 2019 (primaire besluit II) heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor bewindvoerderskosten van eiseres afgewezen.
In het besluit van 25 juni 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is per 1 april 2017 onder beschermingsbewind gesteld.
In een besluit van 14 augustus 2018 heeft het college bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten toegekend aan eiseres voor de periode van 12 juli 2018 tot en met
11 juli 2019 voor een bedrag van € 48,32 per maand.
Op 21 januari 2019 heeft eiseres bijzondere bijstand aangevraagd voor bewindvoerderskosten voor de periode van 12 juli 2018 tot en met 31 december 2018.
In het primaire besluit van 25 januari 2019 (primaire besluit I) heeft het college de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat bijzondere bijstand niet met terugwerkende kracht wordt verleend.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In het herziene besluit van 13 maart 2019 (primaire besluit II) heeft het college de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat sprake is van een lopende toekenning van bijzondere bestand over de periode van 12 juli 2018 tot en met 11 juli 2019 voor een bedrag van € 48,32 per maand. Abusievelijk is het college niet tot maandelijkse uitbetaling van dit bedrag overgegaan. Het college stelt dat zij alsnog tot uitbetaling van de bijzondere bijstand over de genoemde periode zal overgaan en dat eiseres opnieuw een aanvraag voor bijzondere bijstand kan indienen vanaf 11 juni 2019.
In een (niet ondertekende) verklaring van 28 maart 2019 heeft (de gemachtigde van) eiseres aan het college bericht dat zij haar bezwaarschrift wil intrekken, op voorwaarde dat haar proceskosten vergoed worden.
In het bestreden besluit heeft het college – in navolging van het advies van de commissie voor bezwaarschriften – het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Tevens heeft het college het verzoek van eiseres om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat volgens het college geen sprake is van het herroepen van het bestreden besluit wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
2.
Beroepsgrond
Eiseres stelt dat het college haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de grondslag van de afwijzing van de aanvraag pas is herzien naar aanleiding van het bezwaar. Indien het bezwaar niet was gemaakt, was het college er niet op geattendeerd dat er een toekenning van bijzondere bijstand liep over de betreffende periode, maar dat deze niet werd uitbetaald. Eiseres stelt dat zij daarom wel een procesbelang had bij het instellen van haar bezwaar.
Het procesbelang in beroep is volgens eiseres gelegen in het ontvangen van een deugdelijke beslissing van het college en van een vergoeding voor de proceskosten in bezwaar.
3.
Procesbelang in beroep
Op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is procesbelang voor het instellen van beroep gelegen in het verkrijgen van een vergoeding van bezwaarkosten (zie CRvB 17 mei 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ6322). Er moet in zo’n geval wel een verzoek zijn gedaan tot vergoeding van de bezwaarkosten voordat het college op het bezwaar heeft beslist (zie CRvB 16 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4255).
De rechtbank stelt vast dat eiseres aan die voorwaarde heeft voldaan, zodat sprake is van procesbelang in beroep.
4.
Procesbelang in bezwaar
4.1
Het college heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang in bezwaar. Om procesbelang in bezwaar te kunnen aannemen moet de bezwaarmaker volgens vaste rechtspraak van de CRvB een concreet belang hebben bij het voeren van de bezwaarprocedure. De bezwaarmaker moet met het bezwaar daadwerkelijk zijn doel kunnen bereiken en dit doel moet voor de belanghebbende feitelijke betekenis hebben. Een louter formeel of principieel belang is onvoldoende (zie CRvB 11 juli 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY4584).
4.2
De rechtbank is van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres met haar bezwaar geen resultaat meer kon bereiken dat feitelijk nog van betekenis was voor haar. De bijzondere bijstand die zij had aangevraagd, was immers reeds aan haar toegekend in het besluit van 14 augustus 2018 en het college heeft in het besluit van 13 maart 2009 toegezegd dat zij tot uitbetaling van de bijzondere bijstand over de genoemde periode zou overgaan. In het enkele feit dat eiseres haar proceskosten in bezwaar vergoed wilde hebben, is gelet op voormelde rechtspraak geen procesbelang gelegen.
4.3
Dat de grondslag van het primaire besluit door het college is herzien naar aanleiding van het bezwaarschrift maakt het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Kennelijk was eiseres zich op het moment dat zij de aanvraag deed en in bezwaar ging tegen de afwijzing in het primaire besluit I niet bewust van feit dat de door haar aangevraagde bijzondere bijstand reeds aan haar was toegekend. Dit komt naar het oordeel van de rechtbank echter voor haar eigen rekening en risico. Eiseres had eenvoudig contact kunnen opnemen met het college om het erop te attenderen dat de toegekende bijzondere bijstand over deze periode niet werd uitbetaald. Het indienen van een nieuwe aanvraag en het maken van bezwaar tegen de afwijzing daarvan was onnodig en maakt dan ook niet dat geoordeeld kan worden dat eiseres een procesbelang had.
4.4
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het college het bezwaar van eiseres op juiste gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. De beroepsgrond faalt.
5.
Conclusie
5.1
Het beroep is ongegrond.
5.2
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier, op 6 juli 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.