In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die onder beschermingsbewind is gesteld, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor bewindvoerderskosten, welke door het college in twee primaire besluiten (van 25 januari en 13 maart 2019) werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van eiseres tegen deze besluiten niet-ontvankelijk in het bestreden besluit van 25 juni 2019. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand niet met terugwerkende kracht kan verlenen, omdat er al een lopende toekenning van bijzondere bijstand was voor de periode van 12 juli 2018 tot en met 11 juli 2019. Eiseres had in een verklaring aangegeven haar bezwaarschrift te willen intrekken, mits haar proceskosten vergoed zouden worden. Het college heeft echter het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang zou zijn.
De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang had bij het indienen van het bezwaar, omdat de bijzondere bijstand al was toegekend en het college had toegezegd tot uitbetaling over te gaan. De rechtbank concludeert dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.