ECLI:NL:CRVB:2014:4255

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
14-882 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijzondere bijstand en procesbelang

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een aanvraag van appellanten voor bijzondere bijstand in de kosten van een cartridge, papier en het aangetekend verzenden van stukken. Het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas heeft de aanvraag aanvankelijk buiten behandeling gesteld en later afgewezen. Appellanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het besluit waartegen bezwaar was gemaakt, was herroepen.

De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellanten in hoger beroep zijn gegaan. Tijdens de zitting op 25 november 2014 zijn appellanten verschenen, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. A.F. van de Vlekkert. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat voor het aannemen van voldoende procesbelang niet alleen een formeel of principieel belang voldoende is, maar dat er ook daadwerkelijk een resultaat moet zijn dat betekenis heeft voor de indiener.

Appellanten stelden dat zij onterecht gedwongen waren om een bezwaarschrift in te dienen, wat hen kosten heeft gekost. De Raad oordeelde echter dat er geen procesbelang was, omdat appellanten niet tijdig om vergoeding van deze kosten hadden verzocht. Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
31 december 2013, 13/3490 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [Appellante] te [woonplaats](appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas (college)
PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2014. Appellanten zijn verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.F. van de Vlekkert.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 7 december 2011 heeft het college de aanvraag van appellanten van
8 november 2011 om bijzondere bijstand in de kosten van een cartridge, papier en het aangetekend verzenden van stukken buiten behandeling gesteld. Bij besluit van
8 december 2011 heeft het college het besluit van 7 december 2011 herroepen en de aanvraag van appellanten afgewezen.
1.2.
Bij besluit van 14 augustus 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaarschrift tegen het besluit van 7 december 2011 niet-ontvankelijk verklaard. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellanten geen belang meer hebben bij een beoordeling van het bezwaar tegen het besluit van 7 december 2011 omdat dit besluit is herroepen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het is vaste rechtspraak van de Raad, zie bijvoorbeeld de uitspraak van
13 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU8633, dat sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
4.2.
Appellanten hebben aangevoerd dat zij onnodig gedwongen waren om een bezwaarschrift in te dienen tegen het besluit van 7 december 2011 en daarom kosten hebben moeten maken. Hierin is in dit geval geen procesbelang gelegen. Uit de gedingstukken volgt dat appellanten niet - zoals wel is vereist in artikel 7:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht - hebben verzocht om vergoeding van de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar voordat het college op het bezwaar heeft beslist.
4.3.
Uit 4.1 tot en met 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2014.
(getekend) C. van Viegen
(getekend) O.P.L. Hovens

MK