ECLI:NL:RBZWB:2020:2640
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van het recht op bijstand wegens schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die bijstandsuitkering ontving op grond van de Participatiewet, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat zijn bijstandsuitkering per 21 april 2020 heeft ingetrokken. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat verzoeker niet woonachtig was op het door hem opgegeven adres. Tijdens de zitting op 9 juni 2020 heeft verzoeker erkend dat hij niet op het opgegeven adres woonde, wat leidde tot de conclusie dat hij onjuiste informatie had verstrekt over zijn woonsituatie. De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker zijn inlichtingenplicht had geschonden, wat op grond van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet een rechtsgrond vormt voor intrekking van de bijstandsuitkering. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college terecht had gesteld dat de intrekking van de bijstandsuitkering niet onterecht was, en dat verzoeker niet had aangetoond dat hij recht had op bijstand. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.