Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep ingesteld door een Luxemburgse SICAV, die als verzoeker om teruggaaf van dividendbelasting optrad. De SICAV, een paraplufonds met twee subfondsen, had verzoeken ingediend voor teruggaaf van dividendbelasting die was ingehouden op dividenden van Nederlandse vennootschappen. De inspecteur van de Belastingdienst had deze verzoeken afgewezen, en na bezwaar was dit ongegrond verklaard. De SICAV en de subfondsen waren echter vóór de afwijzing van het verzoek ontbonden en geliquideerd, wat leidde tot de vraag of het beroep nog ontvankelijk was. De rechtbank oordeelde dat de SICAV ten tijde van het indienen van het beroepschrift niet meer bestond, waardoor het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De rechtbank benadrukte dat de bevoegdheid om bestuursrechtelijke rechtsmiddelen aan te wenden niet overdraagbaar is, tenzij er sprake is van rechtsopvolging onder algemene titel. Aangezien de reorganisatie niet als een juridische fusie kon worden aangemerkt, was de opvolgende entiteit, SICAV2, niet bevoegd om het beroep voort te zetten. De rechtbank concludeerde dat het beroep, zelfs als het geacht zou worden te zijn ingediend door SICAV2, niet-ontvankelijk was.