Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Overwegingen
2.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk) voor het jaar 2016. De belanghebbende, een werkgever, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de inspecteur van de Belastingdienst, waarin de Whk-premie was vastgesteld op 0,51%. De belanghebbende betoogde dat bij de berekening van de premiecomponent WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen de WGA-uitkering die door het UWV in 2014 aan een ex-werknemer was betaald, buiten beschouwing moest blijven. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van een no-riskpolis voor de ex-werknemer, zoals bedoeld in de Ziektewet. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van het Gerechtshof Amsterdam en de Hoge Raad, die relevant waren voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank concludeerde dat de WGA-uitkering aan de ex-werknemer terecht was meegenomen in de berekening van de premiecomponent WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen voor het jaar 2016. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond.