ECLI:NL:RBZWB:2020:2332
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verlaging bijstandsuitkering wegens ontbreken woonkosten
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die bezwaar had gemaakt tegen de verlaging van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena. De verlaging was gebaseerd op het ontbreken van woonkosten, aangezien verzoekster in een chalet woonde dat zij van haar broer huurde zonder huur te betalen, maar wel verantwoordelijk was voor het onderhoud. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om haar bijstandsuitkering te herstellen naar het volledige bedrag totdat er op haar bezwaarschrift was beslist.
De voorzieningenrechter oordeelde dat hij voldoende informatie had om zonder zitting uitspraak te doen. Hij overwoog dat verzoekster een bijstandsuitkering ontving naar de norm voor alleenstaanden, maar dat het college de uitkering had verlaagd met 18% van de gehuwdennorm, omdat verzoekster volgens het college geen woonkosten had. Verzoekster had weliswaar rekeningen overgelegd voor onderhoudswerkzaamheden aan het chalet, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat deze niet voldoende bewijs boden voor de gemaakte kosten. Ook de energiekosten werden niet als woonkosten erkend.
Daarnaast werd het beroep van verzoekster op het vertrouwensbeginsel afgewezen, omdat de situatie was veranderd door de beleidsregels van de gemeente Altena, die wel regels had voor het verlagen van de uitkering bij het ontbreken van woonkosten. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college rechtmatig had gehandeld door de uitkering te verlagen en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er stond geen hoger beroep open tegen deze beslissing.