Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 16 april 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] (eiseres), te [plaats], gemachtigde: mr. H. Akbaba,
Procesverloop
OverwegingenFeiten en omstandigheden
"Ook indien de verzekerde niet langer is aangewezen op de geïndiceerde zorg kan het CIZ het indicatiebesluit intrekken (onderdeel b). Een dergelijke herziening zal naar verwachting niet of nauwelijks voorkomen, omdat de criteria voor de Wlz zo zijn geformuleerd dat in beginsel geen sprake kan zijn van zodanige verbetering van de gezondheidssituatie van de verzekerde, dat hij daardoor niet langer aan de voorwaarden voor Wlz-zorg zou voldoen"(TK 2013-2014, 33 891, nr. 3, blz. 125). Uit deze toelichting volgt dat de wetgever er expliciet voor heeft gekozen het CIZ bij een lopende indicatie alleen dan de bevoegdheid te geven de indicatie in te trekken of te herzien als sprake is van een verbetering in de gezondheidssituatie van de betrokkene (vgl. ECLI:NL:RBOVE:2020:1076). Het CIZ heeft gesteld noch aangetoond dat daarvan sprake is. De rechtbank acht een dergelijke verbetering overigens ook niet aannemelijk, met het oog op de in beroep overgelegde stukken. In het bijzonder komt daarbij betekenis toe aan het verslag van psychodiagnostisch onderzoek dat plaatsvond op 30 juli 2019. Dit onderzoek is verricht door gedragskundige en orthopedagoog L. Sneep, werkzaam bij MEE.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;