ECLI:NL:RBZWB:2020:1496
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Geheimhoudingsbeslissing
- Rechtspraak.nl
Geheimhoudingsbeslissing inzake verzoek om geheimhouding door de inspecteur van de Belastingdienst
Op 26 maart 2020 heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over een verzoek om geheimhouding van de inspecteur van de Belastingdienst, ingediend op 21 oktober 2019. De inspecteur verzocht om geheimhouding van bepaalde interne documenten, waaronder aantekeningen en e-mails, die relevant zijn voor een belastingaanslag tegen de belanghebbende. De rechtbank oordeelde dat de geheimhouding gerechtvaardigd was op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overwoog dat de aard van de geheimhoudingsprocedure niet geschikt was voor een mondelinge behandeling, en dat beide partijen geen verzoek hadden gedaan voor een zitting. De rechtbank heeft de belangen van de inspecteur, die vertrouwelijkheid en intern beraad wilde waarborgen, afgewogen tegen het belang van de belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van de stukken. De rechtbank concludeerde dat de redenen voor geheimhouding aanzienlijk zwaarder wogen dan het belang van de belanghebbende, en dat er gewichtige redenen waren om de geheimhouding toe te staan. De beslissing werd genomen door rechter M.H. van Schaik, in aanwezigheid van griffier A.S. Wiskerke-Hovanesian, en werd gepubliceerd op de website van de rechtspraak.