Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2020 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser
Procesverloop
Feiten en omstandigheden
Beroepsgronden
Overwegingen
.Niet is gebleken dat de antwoorden die eiser bij het intakegesprek heeft gegeven onjuist waren of dat hij onjuiste gegevens heeft verstrekt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er redelijkerwijs geen twijfel kon bestaan over de juistheid en volledigheid van de door eiser verstrekte informatie. Die twijfel blijkt in elk geval niet uit de stukken. Het enkele feit dat eiser met twee andere personen samenwoont is daarvoor onvoldoende. Ter zitting heeft het college naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende kunnen motiveren waarom een huisbezoek was aangewezen voor de beoordeling van eisers aanvraag. Gelet op vaste rechtspraak van de CRvB kan een huisbezoek evenmin een automatisme zijn. Indien het college meende dat eisers antwoorden onduidelijk of onvoldoende waren voor die beoordeling, dan had hij nadere vragen aan eiser kunnen en moeten stellen. Onder deze omstandigheden was er naar het oordeel van de rechtbank geen redelijke grond voor een huisbezoek (zie ook de uitspraak van deze rechtbank van 27 augustus 2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:3904).
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit, gegrond en
- draagt het college op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.