Op 27 augustus 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiser had beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet, die was afgewezen omdat hij geen volledige medewerking had verleend aan een huisbezoek. Eiser stelde dat er geen redelijke grond was voor het huisbezoek, aangezien het college al op de hoogte was van zijn woonsituatie en hij eerder bijstandsuitkering had ontvangen zonder dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding.
Tijdens de zitting op 25 juli 2019 heeft eiser verklaard dat hij zijn slaapkamer niet kon tonen omdat hij de sleutel kwijt was. De rechtbank oordeelde dat er voor of bij aanvang van het huisbezoek geen redelijke twijfel kon bestaan over de door eiser verstrekte informatie. De rechtbank concludeerde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom een huisbezoek noodzakelijk was en dat er geen redelijke grond was voor het niet tonen van de slaapkamer. Hierdoor kon aan het niet meewerken aan het huisbezoek geen gevolg worden verbonden.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,- en moest het griffierecht van € 47,- aan eiser worden vergoed.