Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Income Tax” ingediend. Zij heeft daarbij voor haar totale winst van respectievelijk € 151.383 en € 174.089 een vrijstelling geclaimd wegens "
foreign income not remitted to Malta", waardoor belanghebbendes belastbare winst op Malta over beide jaren nihil bedraagt. In de aangifte 2012 is een vermogenswinst begrepen van € 8.533 en voor 2013 een vermogensverlies van € 23.486.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
foreign income not remitted to Malta", waaruit bleek dat geen inkomsten naar Malta zijn overgemaakt. Met deze informatie is de inspecteur in de loop van 2016 bekend geworden.
4. Heeft de oprichting van een lichaam plaatsgevonden naar Nederlands recht, dan wordt voor de toepassing van deze wet, (…) het lichaam steeds geacht in Nederland te zijn gevestigd.”
iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat[Nederland]
, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van (…) enige andere soortgelijke omstandigheid”, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Verdrag. Het Verdrag verdeelt slechts heffingsrechten maar heft geen belastingplicht op. Het andersluidende standpunt van belanghebbende berust naar het oordeel van de rechtbank op een onjuiste uitleg van deze verdragsbepaling en wordt daarom door de rechtbank verworpen. Voor dat geval stelt belanghebbende dat artikel 2, vierde lid, van de Wet Vpb in strijd is met het VWEU.
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: