Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.naamloze vennootschap ACHMEA BANK N.V.,
ABN AMRO BANK N.V.,
1.De procedure
2.Het geschil
€ 1.000,= voor iedere dag dat Achmea en ABN AMRO in gebreke blijven om aan deze verplichting te voldoen, met een maximum van € 100.000,=;
3.De beoordeling
€ 585,= per maand. Zijn drie dochters verblijven om het weekend bij hem. Sinds maart 2016 betaalt hij een bedrag van € 725,= per maand aan alimentatie voor zijn kinderen en levert hij een financiële bijdragen aan diverse kosten.
in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen en het ter beschikking stellen aan deelnemers van gegevens, van belang bij de beoordeling van de financiële draagkracht van de consument.’ Het CKI is een dergelijke kredietregistratie en Achmea en ABN AMRO zijn als deelnemer aan het CKI gebonden aan het door het CKI vastgestelde Algemeen Reglement. De registratie wordt uitgevoerd door het BKR aan de hand van de door de deelnemers verstrekte informatie.
de betrokkene heeft toestemming gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens voor één of meer specifieke doeleinden;
(…)
de verwerking is noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust;
(…)
de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen;
de verwerking is noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen, met name wanneer de betrokkene een kind is.
De betrokkene heeft het recht van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging wissing van hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen en de verwerkingsverantwoordelijke is verplicht persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen wanneer een van de volgende gevallen van toepassing is:
de persoonsgegevens zijn niet langer nodig voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins verwerkt:
de betrokkene trekt de toestemming waarop de verwerking (…) rust in, en er is geen andere rechtsgrond voor verwerking;
de betrokkene maakt overeenkomstig artikel 21, lid 1, bezwaar tegen de verwerking, en er zijn geen prevalerende dwingende gerechtvaardigde gronden voor verwerking, of de betrokkene maakt bezwaar tegen de verwerking overeenkomstig artikel 21 lid 2;
de persoonsgegevens zijn onrechtmatig verwerkt;
(…)
(…)
(…)
De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing voor zover verwerking nodig is:
(…)
Voor het nakomen van een in het Unierecht of het lidstatelijke recht neergelegde wettelijke verwerkingsverplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust, of voor het vervullen van een taak van algemeen belang of het uitoefenen van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend;
(…)
(…)
(…)
financial lease, hetgeen niet mogelijk is vanwege de negatieve BKR-registraties. [verzoeker] leaset momenteel een auto via
short lease, waarvan de kosten aanzienlijk hoger zijn dan een
financial lease. Daarnaast is hij voornemens een hypothecaire lening af te sluiten, hetgeen nu niet mogelijk is. In het tweekamerappartement dat hij sinds augustus 2011 huurt, heeft hij onvoldoende ruimte voor zichzelf en zijn drie dochters die om het weekend bij hem verblijven. Gezien de hoogte van zijn inkomen komt hij niet in aanmerking voor een grotere, sociale huurwoning en een huurwoning in de vrije sector is onredelijk duur. Enkel de negatieve BKR-registraties belemmeren hem om een hypothecair krediet te verkrijgen.
financial leaseniet is onderbouwd. Voor wat betreft de hypothecaire geldlening is daarvan de noodzaak niet aangetoond. Nog daargelaten dat [verzoeker] niet woont in een tweekamerappartement, zoals hij stelt, maar een driekamerappartement, is het enkele feit dat hij wellicht weinig ruimte heeft onvoldoende reden om een woning te kopen. Heeft onvoldoende aangetoond geen grotere woning te kunnen huren.
De kosten aan de zijde van ABN AMRO en Achmea worden per verweerster begroot op:
€ 1.086,00(2,0 punt × tarief II € 543,00)