In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 22 januari 2019, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV behandeld. Eiseres, werkzaam als verpleegkundige, heeft zich ziekgemeld na zwangerschapsgerelateerde klachten en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet. Het UWV heeft echter geoordeeld dat eiseres niet meer arbeidsongeschikt is als gevolg van haar zwangerschap of bevalling, wat heeft geleid tot de beëindiging van haar uitkering. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de klachten van eiseres niet meer in verband zouden staan met haar zwangerschap of bevalling. De rechtbank verwijst naar de richtlijn 'Zwangerschap en bevalling als oorzaak voor ongeschiktheid voor haar arbeid', die een aantal criteria stelt voor de beoordeling van dergelijke gevallen. De rechtbank concludeert dat er een motiveringsgebrek is in het bestreden besluit en biedt het UWV de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet aan de orde zijn.
De rechtbank stelt het UWV in de gelegenheid om binnen vier weken het motiveringsgebrek te herstellen. Indien het UWV hiervan geen gebruik maakt, dient het dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Eiseres zal vervolgens de gelegenheid krijgen om te reageren op de herstelpoging van het UWV. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze tussenuitspraak.