3.2.In het kader van de beoordeling van aanspraken op grond van artikel 29a, vierde lid, van de ZW is de genoemde richtlijn van toepassing. De richtlijn beschrijft de werkwijze en de criteria die de verzekeringsarts hanteert bij de beantwoording van de vraag of de ongeschiktheid van een vrouw voor haar arbeid het gevolg is van zwangerschap en/of bevalling. Om te beoordelen of de klachten van de vrouw het gevolg zijn van zwangerschap of bevalling worden in de richtlijn onder punt 3.1 twee afwegingen gemaakt: een afweging op basis van oorzaken en een afweging op basis van meer algemene criteria. Deze afwegingen vullen elkaar aan. In de richtlijn staan zes (niet limitatieve) indelingen in categorieën van oorzaken (onder punt 3.1.1) voor mogelijke arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap en bevalling. Categorie I betreft aandoeningen die uitsluitend het gevolg kunnen zijn van zwangerschap, bevalling of kraambed. Als een van deze aandoeningen aan de orde is èn rechtstreeks arbeidsongeschiktheid tot gevolg heeft, wordt het causale verband tussen arbeidsongeschiktheid en zwangerschap/bevalling zonder meer aangenomen.
Als de klacht, stoornis of beperking behoort tot één van de categorieën II t/m VI is het causale verband tussen arbeidsongeschiktheid en zwangerschap/bevalling niet zonder meer duidelijk. Hier dient dan een toets met behulp van de algemene criteria plaats te vinden (onder punt 3.1.2). De algemene criteria zijn:
1. Is de klacht, stoornis of beperking ontstaan tijdens de zwangerschap/kraamperiode?
2. Heeft de klacht, stoornis of beperking een relatie met (direct) bij de zwangerschap/bevalling betrokken organen en/of de hormonale veranderingen als gevolg van de zwangerschap/bevalling?
3. Maakt het tijdstip van optreden van de klacht, stoornis of beperking in relatie tot de duur van de zwangerschap/kraamperiode het verband tussen klacht en zwangerschap/bevalling aannemelijk(er)?
4. Is de klacht, stoornis of beperking verergerd tijdens de zwangerschap/kraamperiode?
Voor de oordeelsvorming beschrijft punt 3.1.3. de procedure. Zoals vermeld, wordt het causale verband aangenomen als sprake is van categorie 1. Als de anderen categorieën aan de orde zijn, dan dient een nadere afweging te worden gemaakt aan de hand van de algemene criteria. Als vervolgens nog twijfel is, dan is het mogelijk om ‘als voordeel van de twijfel’ een causaal verband met de zwangerschap en/of bevallen aan te nemen. Daarvoor geldt het volgende:
1. Beoordeel of de klachten in overwegende mate het gevolg zijn van de
zwangerschap/bevalling. Is het antwoord hierop ja, dan is de beoordeling afgerond.
2. Indien niet 1, beoordeel dan of de klachten in overwegende mate het gevolg zijn van (een ) andere oorz(a)ak(en). Is het antwoorder hierop ja, dan is de beoordeling afgerond. De arbeidsongeschiktheid is dan dus niet aan te merken als gevolg van zwangerschap of bevalling.
3. Indien geoordeeld wordt dat de klachten niet doorslaggevend onder 1 noch onder 2 vallen, dan wordt als voordeel van de twijfel aangenomen dat er een causaal verband is tussen de arbeidsongeschiktheid en de zwangerschap.