4.26Als productie 8 bij de dagvaarding heeft [eisende partij in conventie, gedaagde in reconventie] een print overgelegd van de website van Bank Labouchere, rechtsvoorganger van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , van 10 mei 2000. Daaruit blijkt dat Bank Labouchere de volgende tekst op haar website had opgenomen:
“
Labouchere Beleggingsproducten
Met de producten van Labouchere Beleggingsproducten is het voor iedereen mogelijk kansrijk te beleggen. Ze zijn bestemd voor particulieren die op basis van een financiële situatie deskundig advies van onafhankelijke adviseurs wensen.
(….)
De producten worden uitsluitend aangeboden via onafhankelijke, gespecialiseerde financiële adviseurs in ons land. Hun kwaliteit en kennis van zaken garandeert hun cliënten een met zorg omkleed persoonlijk advies. Door training en begeleiding van de financiële adviseurs houden de accountmanagers van Labouchere Beleggingsproducten hen uitvoerig op de hoogte van de verschillende producten. (…)”.
Als productie 1 bij de dagvaarding heeft [eisende partij in conventie, gedaagde in reconventie] een print overgelegd van de website van [naam 1] zoals deze luidde op 17 april 2001. De “content” luidde toen:
“ [naam 1] is een onafhankelijk financieel adviesbureau gespecialiseerd in persoonlijke financiële planning. Wat houdt dit nu precies in? (…)
De adviseur begint met een inventarisatie van uw huidige situatie. Alvorens hij een advies kan geven, is het belangrijk te weten welke zaken u reeds geregeld heeft en welke zaken nog niet (…).
Naar aanleiding van uw wensen wordt er bepaald wat de meest geschikte spaarvorm is om uw wensen te realiseren. Dat kan door middel van diverse spaar- en beleggingsproducten, zoals hypotheken, eigen huis sparen, aandelenleasen, lijfrente’s en bedrijfssparen. Tot slot bepaald uw accountmanager welke bank of verzekeringsmaatschappij u de beste aanbieding kan doen om uw wensen te realiseren. (…).
J.W. van Dijk, destijds directeur van [naam 1] , heeft verklaard (productie 5 bij de dagvaarding):
“5. Tussen [naam 1] en Bank Labouchere c.q. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bestond intensief contact. Ons aanspreekpunt was de heer Jack Troost, die ons wekelijks bezocht en op de hoogte was van de werkwijze van [naam 1] . De focus van Bank Labouchere c.q. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] was (…) gericht op het behalen van een zo groot mogelijke omzet”.
De toenmalige directeur van Bank Labouchere beleggingsproducten, J. Troost, heeft dat bevestigd (productie 10 bij de dagvaarding).
Niet alleen omdat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in het contract [naam 1] als adviseur opvoerde, maar ook omdat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op haar website in 2000 haar producten aanprees met verwijzing naar “onafhankelijke, gespecialiseerde financiële adviseurs” enerzijds en [naam 1] zich een “onafhankelijk financieel adviesbureau gespecialiseerd in persoonlijke financiële planning” noemde, anderzijds, lag het op de weg van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te onderzoeken of sprake was van beleggingsadvies, zoals door de STE in haar brief van 5 februari 2000 bedoeld.
Onder “behoorde te weten” wordt verstaan dat, gelet op de bij de bank bekende omstandigheden ( [naam 1] noemde zichzelf adviseur en ook [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] omschreef [naam 1] als financieel adviseur), van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] kon worden gevergd onderzoek te doen omtrent de aard van de advisering (informeren over kenmerken van beleggingscategorieën – hetgeen is toegestaan - dan wel adviseren over specifieke beleggingstransacties – hetgeen niet is toegestaan zonder vergunning). Als de bank dat heeft nagelaten dan wist zij weliswaar niet dat er door (medewerkers van) [naam 1] specifieke beleggingstransacties werden geadviseerd zonder vergunning, maar behoorde zij dat wel te weten (HR 27 november 2015, NJ 2016, 245). In dat geval heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , anders gezegd, weggekeken.
Voor dit oordeel is te meer reden nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in haar memorandum van 26 maart 2007
(productie 17 bij de dagvaarding) onder meer het volgende vastgelegd:
“
1.5 Tussenpersonen kwalificeerden onder de werking van de toenmalige Wet Toezicht Effectenverkeer 1995 (‘Wte’) als cliëntenremisiers. De werkzaamheden van de tussenpersonen zijn zelden beperkt gebleven tot werkzaamheden van een cliëntenremisier in strikte zin, namelijk tot het aanbrengen van een cliënt bij een effecteninstelling. Doorgaans is er daarnaast sprake geweest van het geven van beleggingsadvies (…)”.