Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag van € 1.826 en de belastingrente van € 25, opgelegd na de registratie van een auto uit Italië. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor het tonen van de auto aan de inspecteur in Soesterberg (€ 525) niet onevenredig hoog waren in verhouding tot de naheffingsaanslag. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur de naheffingsaanslag deugdelijk had voorbereid en dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van meer dan normale schade aan de auto. De rechtbank verwierp ook het beroep van de belanghebbende op een lager tarief voor de BPM, omdat er geen referentievoertuigen waren aangetoond die onder het lagere tarief vielen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.