Bijlage
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
– maatschappelijke ondersteuning:
1°. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,
2°. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,
3°. bieden van beschermd wonen en opvang;
– maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
1°. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,
2°. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,
3°. ten behoeve van beschermd wonen en opvang;
– zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.
1. Bij verordening kan worden bepaald dat een cliënt een bijdrage in de kosten is verschuldigd;
b. voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget.
2. In de verordening kan de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van voorzieningen verschillend worden vastgesteld en kan worden bepaald dat:
b. de bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget:
1°. verschuldigd is zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt onderscheidenlijk gedurende de periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt, en
2°. afhankelijk is van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.
3. Het totaal van de bijdragen voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget gaat de kostprijs niet te boven. In de verordening wordt bepaald op welke wijze de kostprijs wordt berekend.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de bijdragen voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget, waaronder regels over:
b. de wijze waarop het inkomen en vermogen bij de vaststelling worden betrokken,
c. de termijn waarbinnen de verschuldigde bijdrage moet zijn voldaan,
d. de wijze van invordering, en
e. de uitzonderingsgronden voor het verschuldigd zijn van een bijdrage.
5. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het vierde lid, die betrekking heeft op het in het tweede lid bedoelde vermogen, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan en kan niet eerder dan zes weken na het besluit van die kamer der Staten-Generaal een nieuw ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.
6. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van die voor opvang, vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het CAK.
7. In de verordening wordt bepaald door welke instantie de bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget voor opvang wordt vastgesteld en geïnd. Het college draagt er zorg voor dat aan het CAK mededeling wordt gedaan van de bijdragen die door de bedoelde instantie zijn vastgesteld, voor zover niet betrekking hebbende op personen die de thuissituatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.
4. Het college onderzoekt welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4, verschuldigd zal zijn.
3. Het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt beslist, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
1. Indien de gemeenteraad uitvoering heeft gegeven aan artikel 2.1.4, eerste lid, onderdeel b of artikel 2.1.5 van de wet, is een bijdrage verschuldigd.
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom 2018.
1. In het besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval vastgelegd:
f. indien van toepassing: of sprake is van een eigen bijdrage.
1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt, en afhankelijk van het verzamelinkomen en vermogen van de cliënt en zijn fiscale partner.
2. De maximale eigen bijdrage per periode, zoals bedoeld in artikel 3.1, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs van de maatwerkvoorziening per periode, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 of het vierde lid van dit artikel een lagere bijdrage is verschuldigd.
a. een maatwerkvoorziening welke wordt verstrekt in natura wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de leverancier of aanbieder.
4. In afwijking van artikel 3.8, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, bedraagt de maximale eigen bijdrage per periode, dan wel het totaal van de bijdragen:
a. voor cliënten met de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning niet meer dan de kostprijs voor het leveren van vier uur huishoudelijke ondersteuning per periode.