Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2018 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) voor het jaar 2013, waarbij de inspecteur een belastbare winst van € 857.103 heeft vastgesteld. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, met als argument dat de informatiebeschikking onterecht was en dat de omkering van de bewijslast niet van toepassing zou moeten zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet tijdig heeft gereageerd op de informatiebeschikking, waardoor deze onherroepelijk is geworden. Dit leidde tot de conclusie dat de bewijslast omgekeerd en verzwaard diende te worden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het kredietarrangement dat de belanghebbende met andere vennootschappen had afgesloten, als onzakelijk moest worden aangemerkt, wat betekent dat de kosten die voortvloeiden uit de garantstelling niet in mindering op de winst konden worden gebracht. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar in stand gelaten.