In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin haar aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. De rechtbank heeft op 29 mei 2018 de zaak behandeld en op 22 juni 2018 een tussenuitspraak gedaan, waarin het UWV werd opgedragen om het geconstateerde motiveringsgebrek te herstellen. Eiseres heeft vervolgens commentaar gegeven op de reactie van het UWV, maar de rechtbank oordeelt dat het UWV niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de onderzoeksbevindingen van Ergatis geen aanleiding geven voor een ander oordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen van het UWV onvoldoende rekening hebben gehouden met de bevindingen van Ergatis en dat de motivering van het UWV niet voldoet aan de eisen die de rechtbank heeft gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Het UWV moet binnen zes weken een nieuw besluit nemen, waarbij het ook moet ingaan op het verzoek om wettelijke rente over de eventueel na te betalen WIA-uitkering. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.252,50.