In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda om haar een nieuwe indicatie voor begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) toe te kennen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 13 november 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres had eerder een indicatie voor begeleiding, maar deze was per 1 mei 2016 beëindigd. Het college stelde dat de zorg die eiseres nodig had, binnen de gebruikelijke zorg viel en dat er geen medische noodzaak was voor een nieuwe indicatie. Tijdens de zitting op 18 oktober 2018 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat het college onvoldoende rekening had gehouden met haar medische situatie en eerdere indicaties. De rechtbank oordeelde dat het college in beroep alsnog een medisch onderzoek had laten uitvoeren, waardoor het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd was. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet was benadeeld door het gebrek in de eerdere besluitvorming, en dat de weigering van de indicatie op goede gronden was gebaseerd. Het beroep werd ongegrond verklaard, en het college werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres.