AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Toetsingskader voor gebruikelijke hulp in het kader van de Wmo 2015 en de rol van de gemeente bij het toekennen van zorg
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 31 mei 2017, betreft het een geschil tussen een vrouw, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor gespecialiseerde ambulante ondersteuning en de afwijzing van een aanvraag voor gespecialiseerde dagbesteding. Eiseres, die lijdt aan een cognitieve stoornis en lichamelijke beperkingen, ontving eerder ondersteuning op basis van de AWBZ. Verweerder had haar een pgb van 2 uur per week toegekend voor ambulante ondersteuning, maar de aanvraag voor gespecialiseerde dagbesteding werd afgewezen. Eiseres stelde dat de hulp van haar partner als gebruikelijke hulp moest worden aangemerkt, maar verweerder oordeelde dat deze hulp niet voldeed aan de criteria van gebruikelijke hulp en dat de partner niet de benodigde gespecialiseerde ondersteuning kon bieden. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had onderbouwd waarom de hulp van de partner niet als gebruikelijke hulp kon worden aangemerkt en dat er geen gedegen onderzoek was gedaan naar de mogelijkheden van de partner. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.
Voetnoten
1.Dit volgt uit artikel 1.1.1 van de Wmo 2015.
2.Dit volgt uit de Memorie van Toelichting; Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 114 .
3.Hoofdstuk 4.3 (gespecialiseerde ambulante ondersteuning) van de Nadere regels en hoofdstuk 3.3 (ambulante ondersteuning) van de Nadere regels.
4.Hoofdstuk 2.3 (onderzoek) van de Nadere regels, paragraaf 2 (sociaal netwerk).
5.Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 28. Zie ook artikel 2.3.2., vierde lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015.
6.Dit volgt ook uit artikel 2.3.2, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wmo 2015 gelezen in samenhang met artikel 4.1, tweede lid, van de Verordening.
7.Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 149.
8.Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 153 e.v.
9.Kamerstukken I 2013/14, 33 841, G, p. 28.