2.11.Voor het hier aan orde zijnde geval dat belanghebbende gelijk krijgt, heeft de inspecteur ter zitting ingestemd met de door belanghebbende geclaimde proceskostenvergoeding van € 39,92.
Deze uitspraak is gedaan op 21 september 2018 door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.
Tekst artikel 30fc van de AWR
A. Artikel 30fc van de AWR (tekst 2015) luidt, voor zover van belang, als volgt:
“1 Indien met betrekking tot de inkomstenbelasting (…) na het verstrijken van een periode van 6 maanden te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven een aanslag (…) met een door de belastingplichtige te betalen bedrag aan belasting wordt vastgesteld, wordt met betrekking tot die aanslag (…) aan de belastingplichtige rente – belastingrente – in rekening gebracht.
2 De belastingrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt 6 maanden te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag waarop de aanslag (…) invorderbaar is ingevolge artikel 9 van de Invorderingswet 1990 en heeft als grondslag het te betalen bedrag aan belasting.
3 Ingeval de aanslag is vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte, eindigt het tijdvak waarover de belastingrente wordt berekend in afwijking in zoverre van het tweede lid, uiterlijk 19 weken na de datum van ontvangst van de aangifte.
4 Geen belastingrente wordt in rekening gebracht ingeval de aanslag inkomstenbelasting (…) is vastgesteld overeenkomstig een ingediende aangifte die is ontvangen voor de eerste dag van de vierde maand na afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven.
(…)”
Wetsgeschiedenis vierde lid artikel 30fc van de AWR
B Het vierde lid van artikel 30fc van de AWR is ingevoegd bij Overige fiscale maatregelen 2014, Stb. 2013, 566, artikel XII, onderdeel C (terugwerkende kracht tot 1 januari 2013; artikel XIX, lid 3). De memorie van toelichting vermeldt daarover het volgende (Kamerstukken II, 2013/14, 33 753, nr. 3, p. 43):
“In artikel 30fc, vierde lid, van de AWR wordt geregeld dat het in rekening brengen van belastingrente achterwege blijft als de inspecteur een aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting oplegt overeenkomstig de aangifte die door de belastingplichtige vóór de eerste dag van de vierde maand na afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven is ingediend. Deze bepaling is ontleend aan artikel 30f, vierde lid, van de AWR, waarin hetzelfde is geregeld met betrekking tot de voorlopige aanslag. Het in rekening brengen van belastingrente dient in een dergelijke situatie ook in het geval geen voorlopige aanslag, maar (meteen) een aanslag wordt opgelegd, immers redelijkerwijs niet plaats te vinden.”
C De belastingrenteregeling is ingevoerd bij Belastingplan 2012. In de memorie van toelichting is het vierde lid van artikel 30f, vierde lid, van de AWR niet met zoveel woorden afzonderlijk toegelicht (vgl. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 3, p. 122-124). In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 10, p. 56) is het volgende vermeld (onderstrepingen Rechtbank):
“De leden van de fractie van het CDA vragen of de belastingplichtige belastingrente moet betalen over de betalingstermijn, ongeacht of de belastingplichtige zijn aanslag binnen de betalingstermijn betaalt. Het kabinet kan dit bevestigen. (…) In de nieuwe renteregeling wordt de betalingstermijn van de aanslag ook in de renteberekening betrokken zodat er sprake is van een aaneensluitende periode voor het rekenen van belastingrente (…) en de invorderingsrente (…).Daarnaast is gekozen voor het berekenen van belastingrente tot aan de vervaldag van de betalingstermijn omdat in het nieuwe regime van de belastingrente de belastingplichtige de gelegenheid heeft om te voorkomen dat hij met rente geconfronteerd wordt. De belastingplichtige dient daarvoor op tijd een aangifte in te dienen.Belastingplichtigen kunnen bovendien om een voorlopige aanslag verzoeken of, als zij al een voorlopige aanslag hebben gekregen, deze aanslag herzien teneinde de vaststelling van een belastingaanslag na 1 juli volgend op het belastingjaar met een (bij) te betalen bedrag te vermijden.Voor de belastingplichtigen die toch met belastingrente te maken krijgen geldt dus dat zij daarvoor zelf verantwoordelijkheid dragen.Het rekenen van belastingrente over de betalingstermijn in deze situaties acht het kabinet redelijk als compensatie voor de ontstane vertraging in het vaststellen van de betalingsverplichting. (…)”
D In een brief van de Minister van Financiën is het volgende vermeld (Kamerstukken II, 2011/12, 33 003, nr. 17, p. 17-18):
“De heer Braakhuis vindt het erg onredelijk dat belastingplichtigen belastingrente in rekening gebracht krijgen over de betalingstermijn van de aanslag terwijl ze geen rentevergoeding krijgen als zij teveel belasting hebben betaald. (…) Ik betreur het dat ik de heer Braakhuis nog niet heb kunnen overtuigen van de evenwichtigheid en de redelijkheid van de voorgestelde renteregeling. (…)De nieuwe renteregeling stelt belastingplichtigen in staat om te voorkomen dat er überhaupt belastingrente wordt gerekend, dit in tegenstelling tot de huidige heffingsrenteregeling. Als zij op tijd hun aangifte inkomstenbelasting indienen krijgen zij een aanslag voor 1 juli na afloop van het belastingjaar en wordt er helemaal geen rente berekend.Om het rekenen van belastingrente te vermijden kunnen belastingplichtigen bovendien vragen om een voorlopige aanslag of op eenvoudige wijze om een soepele herziening van hun voorlopige aanslag vragen teneinde betalen van de belasting na 1 juli volgend op het belastingjaar te voorkomen.Alleen belastingplichtigen die pas na de termijn die daarvoor staat voldoen aan hun wettelijke verplichtingen, kunnen bij een te betalen aanslag geconfronteerd worden met rente.Daarnaast zijn er belastingplichtigen die uitstel vragen voor het doen van aangifte. Door gebruik te maken van deze faciliteit zullen ook zij in beginsel met rente te maken kunnen krijgen. In die gevallen kan de inspecteur de aanslag en de daaraan gekoppelde betalingsverplichting door toedoen van de belastingplichtige pas op een laat moment vaststellen en rekent hij om die reden ook belastingrente tot het eind van de betalingstermijn. (….).”
Algemene toelichting nieuwe belastingrenteregeling
E De nieuwe belastingrenteregeling is ingevoerd bij Belastingplan 2012. In de memorie van toelichting is onder meer het volgende opgemerkt (Kamerstukken II, 2011/12, 33 003, nr. 3, p 32-33)
“Korte inhoud van de nieuwe renteregeling
Het kabinet introduceert een nieuwe renteregeling voor het heffen en vergoeden van rente die aansluit op de regeling verzuimrente van de Awb. Die verzuimrenteregeling gaat ervan uit dat een bestuursorgaan rente in rekening brengt indien de burger niet op tijd aan zijn betalingsverplichting jegens het bestuursorgaan voldoet. Anderzijds vergoedt het bestuursorgaan rente als het zelf niet op tijd aan zijn betalingsverplichting jegens de burger voldoet. De nieuwe fiscale renteregeling is geënt op deze spiegelbeeldige uitgangspunten maar is verder toegesneden op de systematiek van de belastingheffing. (…)
Kort en goed komt de nieuwe regeling er op neer dat de inspecteur belastingrente in rekening brengt als het opleggen van een belastingaanslag met een door de belanghebbende te betalen bedrag door toedoen van die belanghebbende te lang op zich laat wachten. Voorts vergoedt de inspecteur belastingrente ingeval hij er te lang over doet een belastingaanslag met een uit te betalen bedrag vast te stellen, indien die aanslag overeenkomstig de ingediende aangifte of een ingediend (herzienings-)verzoek is.”
Onderzoek naar de regeling van de belastingrente
F Bij brief van 5 juli 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën aan de Staten-Generaal een ‘Onderzoek naar de regeling van de belastingrente’ gezonden (bijlage bij Kamerstukken II, 2017/18, 34 785, nr. 99) waarin onder meer het volgende is vermeld:
“1.1.1 Belastingrente bij de heffing van belastingen
In rekening brengen van belastingrente
Als een belastingplichtige belasting is verschuldigd en de (voorlopige) aanslag of navorderingsaanslag door toedoen van de belastingplichtige te laat kan worden vastgesteld, wordt belastingrente in rekening gebracht. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een belastingplichtige te laat aangifte doet of te laat verzoekt om een voorlopige aanslag. (…)
(…)
1.1.2Voorkomen van belastingrente
De belastingplichtige heeft de verplichting om tijdig en correct aan zijn fiscale verplichtingen te voldoen. Indien dit niet gebeurt, treedt verzuim op en wordt belastingrente verschuldigd. Wanneer sprake is van het tijdig voldoen aan de fiscale verplichtingen is in de AWR en verschillende materiewetten uiteengezet. Belangrijk is dat belastingplichtigen kunnen voorkomen dat zij belastingrente zijn verschuldigd door tijdig en correct aangifte te doen of de Belastingdienst tijdig te verzoeken een (voorlopige) aanslag op te leggen. (…)
(…)
Hoofdstuk 2 Tijdige en correcte aangiften