Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
- De uitspraak van de inspecteur van 16 november 2017 op het bezwaar van belanghebbende tegen de in 2.1 vermelde naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) en de daarbij gegeven belastingrentebeschikking;
- De belastingrentebeschikking van 5 februari 2018 (zie 2.1)
- De dwangsombeschikking van nihil (zie 2.1).
1.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond voor zover het betrekking heeft op de uitspraak op bezwaar en op de belastingrentebeschikking van 5 februari 2018;
- verklaart zich onbevoegd om uitspraak te doen over het verzoek om rentevergoeding;
- verklaart het beroep gegrond voor zover het betrekking heeft op de dwangsombeschikking;
- stelt de dwangsombeschikking vast op € 1.260;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.002;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 333 aan haar vergoedt.
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;