Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
e-mailbericht van 30 december 2011 dat bij de pleitnota is overgelegd, blijkt dat belanghebbende tot koop
kanovergaan indien een derde koper de onroerende zaken voor 15 februari afneemt. Het voorlopig koopcontract met als datum voor ondertekening 31 december 2011 is niet ondertekend. Daarin is onder meer de ontbindende voorwaarde opgenomen dat indien belanghebbende geen financiering krijgt, de betreffende koop wordt ontbonden. Belanghebbende heeft met betrekking tot de financiering van voormelde koop geen enkel stuk overgelegd. Voorts ziet de transactie op een tweede recht van koop. De verkoper is niet vrij de zaak aan belanghebbende te verkopen; dat is hij pas zodra de eerste koper een beroep doet op de ontbindende voorwaarde die verkoper en de eerste koper zijn overeengekomen betreffende het verkrijgen van financiering door de eerste koper. Het initiatief ligt dus bij de eerste koper. De rechtbank is van oordeel dat er onder die omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden aangenomen dat in 2011 aan de vervanging al een begin van uitvoering is gegeven. De rechtbank vindt het zeer onzeker of de verrichte handelingen van belanghebbende ultimo 2011 tot enige transacties zouden leiden. Het risico dat de koop ultimo 2011 niet zou doorgaan dient, nu overigens niet eerder een mogelijke herinvestering aannemelijk is gemaakt, voor risico van belanghebbende te komen en kan op zichzelf niet worden aangemerkt als een begin van uitvoering.
5.Proceskosten en griffierecht
6.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een schadevergoeding aan belanghebbende tot een bedrag van € 3.000;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 501;
- draagt de inspecteur op het betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: