Op grond van artikel 4, eerste lid, van de AWR wordt waar iemand woont naar omstandigheden beoordeeld. Het komt er op aan of deze omstandigheden van dien aard zijn, dat een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen de betrokkene en Nederland. Die duurzame band hoeft niet sterker te zijn dan de band met enig ander land. Dit betekent dat een betrokkenen in meerdere landen woonachtig kan zijn. Alle omstandigheden dienen in aanmerking te worden genomen. Er is geen sprake van een rangorde (vergelijk: Hoge Raad van 21 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD7581 en Hoge Raad 21 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1466). De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 22 december 1971, nr. 16650, BNB 1973/120 het volgende overwogen:
“O. daaromtrent:
dat 's Hofs oordeel, dat ter beantwoording van de vraag, waar, beoordeeld naar de omstandigheden, een belastingplichtige woont in de zin van art. 4, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, alle omstandigheden tegen elkaar moeten worden afgewogen en dat daarom deze wetsbepaling het aannemen van een dubbele woonplaats - in Nederland en in een ander land - niet of alleen ingeval van evenwicht tussen alle factoren toelaat, niet als juist kan worden aanvaard;
dat immers die wetsbepaling - ook blijkens haar parlementaire geschiedenis - niet uitsluit, dat, beoordeeld naar de omstandigheden, de belastingplichtige tegelijkertijd zowel met Nederland als met een ander land een zo duurzame betrekking van persoonlijke aard onderhoudt dat hij gezegd moet worden in beide landen te wonen;
dat dan ook het Hof door, na afweging van alle omstandigheden tegen elkaar, alleen al op grond, dat het centrum van de persoonlijke betrekking van belangh. overduidelijk in Italie gelegen was en dat het merendeel van de relevante factoren een duidelijke uitslag naar Italie aangeeft, aan te nemen dat belangh. sedert 15 juni 1968 in Italie woonde met uitsluiting van Nederland en dat dus belangh. op die dag het Rijk metterwoon heeft verlaten, een onjuiste maatstaf heeft aangelegd;
dat mitsdien het middel gegrond is, 's Hofs uitspraak niet in stand kan blijven en na verwijzing van het geding alsnog onderzocht zal moeten worden, of tussen belangh. en Nederland gedurende zijn verblijf in Italie een zo duurzame betrekking van persoonlijke aard is blijven bestaan dat hij in de zin van art. 4, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ook tijdens zijn afwezigheid hier te lande heeft gewoond;”