ECLI:NL:HR:2009:AY9937
Hoge Raad
- Cassatie
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Uitleg van het belastingverdrag Nederland-Griekenland en onderworpenheid aan Griekse belasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1996 en de aanslag voor 1999 die aan belanghebbende, X B.V., zijn opgelegd. Na bezwaar zijn deze aanslagen door de Inspecteur gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de navorderingsaanslag over 1996 en verminderde de aanslag voor 1999 tot nihil. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende, die naar Nederlands recht is opgericht, in de onderhavige jaren als inwoner van Griekenland moet worden aangemerkt op basis van de plaats van feitelijke leiding. De Hoge Raad bevestigt dat voor de toepassing van artikel 4 van het belastingverdrag Nederland-Griekenland niet vereist is dat de inwoner ook feitelijk aan belastingheffing in die staat is onderworpen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelt de Staatssecretaris in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 16 januari 2009 en is vastgesteld door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, met de medewerking van de andere raadsheren. De zaak illustreert de toepassing van het belastingverdrag en de uitleg van buitenlandse belastingwetgeving in het kader van de Nederlandse belastingheffing.